Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 43, NUMMER 5

De volgende intifada - een strijd tegen de bantoestans

Jamal Juma

Jongeren zijn de hoofdrolspelers in deze opstand. Met elke golf van protesten bouwen zij nieuwe grassroots-structuren van verzet op.

Confrontaties in de straten van Oost-Jeruzalem tussen Palestijnse jongeren en de Israelische bezettingsmacht leverden de afgelopen weken beelden op die aan de Eerste Intifada (1987-1993) deden terugdenken. Brandende autobanden, stenen gooiende jongeren gehuld in Palestijnse sjaals, maar ook Israelische soldaten en politieagenten die traangas- en stungranaten [lichtflits/knal] op hen afvuurden en met scherp schoten. Al snel sloegen de protesten van Oost-Jeruzalem over naar elders, aan beide zijden van de zogeheten Groene Lijn [de wapenstilstandslijn van 1948-1949 tussen Palestina48/Israel en de Westelijke Jordaanoever].


Hele dorpen kwamen onder vuur te liggen


De oorzaken van deze opstand zijn als vanouds: het Israelische regime van bezetting, apartheid en kolonisatie maakt het leven van Palestijnen ondragelijk. Het verschil met toen en nu zijn de acties van de laatste jaren opgekomen kolonistenmilities. Deze zullen de bepalende factor zijn wanneer – niet of – er een nieuwe intifada (volksopstand) zal losbreken.


Het meest in het oog springende verschil tussen de situatie op de grond gedurende de Eerste en de Tweede Intifada (2000-2005) is de prominente rol van de joodse kolonisten zijn gaan spelen in aanvallen op Palestijnen. Daarbij kan de kolonistenpopulatie terugvallen op goed bewapende, goed georganiseerde en ideologisch gedreven milities. Zij richten in Palestijnse dorpen vernielingen aan en vallen Palestijnen op straat of zelfs in hun huizen aan.


Dieptepunten waren het levend verbranden, begin juli 2014, van de 16-jarige Mohammad Abu Khdeir uit de wijk Shu’afat in Oost-Jeruzalem. Ruim een jaar later (op 31 juli jl.) was er voorts de brandbomaanval op het huis van de familie Dawabshah in Duma op de Westelijke Jordaanoever, waarbij een 18 maanden oude baby en zijn ouders omkwamen en twee andere kinderen van het gezin zwaar gewond raakten. Israel tolereert en steunt deze fanatieke milities en laat hen het vuile werk doen, dat met bezetting en onderdrukking gepaard gaat.


Palestijnen de bantoestans indrijven


Israels premier Benjamin Netanyahoe had het aanvankelijk over het begin van ‘een totale oorlog’, inclusief de herbezetting van de belangrijkste woongebieden van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever – de zogeheten A-Gebieden [20 procent van het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever], die de grote Palestijnse bevolkingsconcentraties omvatten. Op basis van de Oslo-Akkoorden van 1993 en later ligt in de A-Gebieden, anders dan in de B- en C-Gebieden, het civiele en het politionele bestuur formeel in handen van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA).


Het idee van herbezetting van de A-Gebieden – net als dat in 2002 het geval is geweest – vond instemming bij de kolonistenmilities en bij hun politieke geestverwanten in de regering. Het Israelische leger en de inlichtingendiensten waren er echter snel bij om erop te wijzen, dat een massale militaire inzet in de A-Gebieden niet in het belang was van de joodse kolonisten, noch van Israels politieke establishment. Beide streven immers naar het verdrijven van zoveel mogelijk Palestijnen uit Oost-Jeruzalem en de rest van de Westelijke Jordaanoever naar ommuurde bantoestans – de A-Gebieden. Dat kan het best bereikt worden door de druk te concentreren op gebieden die buiten deze bantoestans liggen.


Van de vier militaire brigades die naar de Westelijke Jordaanoever zijn gestuurd om de protesten de kop in te drukken, is er dan ook niet één in de grote Palestijnse steden gestationeerd. Anders dan tijdens de Eerste Intifada, toen het leger extreem geweld tegen demonstranten gebruikte en intensief in de Palestijnse steden patrouilleerde, maar ook anders dan tijdens de Tweede Intifada, toen grote delen van de Westelijke Jordaanoever – inclusief de A-Gebieden – opnieuw bezet werden met de bedoeling om de PNA-infrastructuur daar te vernietigen, vormen de A-Gebieden ditmaal niet het doelwit.


In lijn met een eerder in Gaza gehanteerde werkwijze, valt Israel vanaf de zijkant aan. De A-Gebieden/bantoestans blijven onder PNA-controle. Tegelijk maakt Israel het leven van Palestijnen die in de resterende delen van het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever wonen, steeds  ondragelijker: door middel van de bouw van de Muur, de sloop van woonhuizen, de dreiging met vernietiging van de leefomgeving van 89 (hoofdzakelijk bedoeïenen-) gemeenschappen, het ontzeggen van toegang tot water, het opwerpen van checkpoints, confiscatie van grond, met daarbovenop een toenemend aantal aanvallen van joodse kolonisten.


over de drempel van de angst


Deze politiek verklaart waarom verzet van Palestijnen steeds weer de kop opsteekt. Ditmaal vormen Palestijnen die onder onmiddellijke dreiging van etnische zuivering leven, de voorhoede. Jonge Palestijnen in Oost-Jeruzalem zijn vastbesloten om zich aan de greep van de Israelische bezettingsmacht op de Palestijnse economie, het onderwijs en de huisvesting ‘te ontworstelen’. Zij laten zich door niets of niemand intimideren: niet door de shoot to kill-politiek van leger en politie, noch door draconische straffen: tot maximaal 20 jaar voor het gooien van stenen; levenslang voor het doden van een joodse Israeli ! (de betreffende wetvoorstellen zijn onlangs door de regering bij de Knesset ingediend.


Toenemende repressie in vooral Oost-Jeruzalem verklaart waarom Palestijnse jongeren van daar de meeste aanvallen met messen op joodse kolonisten hebben gepleegd. Met de eerder genoemde gruwelijke moord op Mohammad Abu Khdeir is er in Oost-Jerusalem een intifada in gang gezet. In andere delen van de Westelijke Jordaanoever is er meer sprake geweest van golven van protest – en wel met een steeds grotere frequentie. Na de recente opleving van het protest met zijn doden en gewonden onder Palestijn, zijn ook binnen de zogeheten Groene Lijn, waar Palestijnen aan institutionele discriminatie en verdrijving blootstaan, protesten georganiseerd.


Daar staat tegenover dat Palestijnen in de A-Gebieden – met uitzondering van de daarbinnen gelegen vluchtelingenkampen – hebben zich tot heden overwegend afzijdig opgesteld. Voor velen van hen geldt dat het volledig afwezig zijn van politiek leiderschap te zwaar weegt om zich bij de protesten aan te sluiten. Noch de PNA, noch de Palestijnse politieke partijen zijn de achterliggende periode in staat gebleken om een nieuwe strategische route uit te stippelen, nadat zij duidelijker dan ooit geconfronteerd zijn geworden met de weigering van Israel om de vorming van een Palestijnse staat toe te staan. Zij zijn niet in staat gebleken de eisen inzake het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk, het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en beëindiging van de apartheid waaraan de Palestijnse staatsburgers van Israel blootstaan, te honoreren. Daarbij hebben zij nagelaten om structuren te creëren met behulp waarvan het volk zich tegen de Israelische bezetter zou kunnen verdedigen.


opstand tegen Israel én tegen de PNA


Het recent opgelaaide protest is niet alleen tegen Israel gericht. Met hun protest geven Palestijnen tevens uiting aan de breed levende wens om een eind te maken aan inefficiënt en incompetent leiderschap en bestuur in eigen kring.


De PNA is zich terdege bewust van de woede die daarover bestaat. In zijn recente toespraak tot de Verenigde Naties waarschuwde PNA-president Mahmoed Abbas er dan ook voor, dat het Israelische beleid ‘de positie van de PNA ondermijnt en uiteindelijk zijn voortbestaan bedreigt’. Deze waarschuwing kan uitgelegd worden als een oproep aan Israel en zijn pleitbezorgers om het vermogen van de PNA om de A-Gebieden/de bantoestans onder controle te houden, niet verder te ondermijnen. Het recent opgelaaide protest zou zelfs eens te meer de centrale rol duidelijk maken die de PNA objectief voor Israel speelt bij de voortgaande etnische zuivering en bantoestanisering van de Westelijke Jordaanoever.


Uiteindelijk zal de taakverdeling zoals die sinds 1993 tussen de Israelische bezettingsmacht en de PNA heeft bestaan en die garant moet staan voor stabiliteit in de A-Gebieden/bantoestans, niet kan voortduren. Om de PNA in de ogen van de Palestijnen een ​​minimum aan geloofwaardigheid te laten behouden, zal deze zich gedwongen zien een nationale bevrijdingsbeweging na te bootsen: door samenwerking met Israel op het gebied van ‘veiligheid’ te beëindigen, economische overeenkomsten met Israel op te zeggen en op te roepen tot boycot, desinvesteren en sancties tegen het koloniale apartheidsregime dat Israel belichaamt en voorts de eigen bevolking te gaan beschermen. Mocht het zover komen, dan zal Israel ertoe overgaan de PNA te verpletteren [zoals wijlen Jasser Arafat aan den lijve heeft ondervonden]. Omgekeerd, wanneer de PNA er op korte termijn niet in slaagt met een minimumprogramma te komen, dan zullen Palestijnen tegen de PNA in opstand komen.


De politieke, sociale en economische condities zijn aanwezig om de Palestijnen klaar te stomen voor een opstand. Zelfs voorstanders van de zogenaamde twee staten-oplossing hebben de hoop daarop inmiddels laten varen. De economische situatie gaat zienderogen achteruit, zelfs in de A-Gebieden. De werkloosheid is sterk toegenomen. Mensen zoeken waardigheid en een toekomst voor zichzelf. Zij zoeken naar vrijheid en onafhankelijkheid voor hun land en zij zijn bereid om daarvoor een prijs te betalen. Jongeren zijn de hoofdrolspelers in deze opstand. Met elke golf van protesten bouwen zij nieuwe grassroots-structuren van verzet.

Het staat nog te bezien of Israel en de PNA in staat zullen zijn om in onderlinge samenwerking het opgelaaide protest onder controle te krijgen. Premier Netanyahoe en PNA-president Abbas hebben verklaringen afgelegd waarin zij oproepen de confrontatie te staken. De protesten gaan echter gewoon door – op de Westelijke Jordaanoever, inclusief in Oost-Jeruzalem, en binnen de zogeheten Groene Lijn – terwijl de joodse kolonisten de straat op blijven gaan om Palestijnen aan te vallen.


De echt belangrijke vraag is niet of er een Derde Intifada aan staat te komen, maar of deze krachtig genoeg zal zijn om aan te houden. Beslissende factor is daarbij het Israelische koloniale project. Wanneer joodse kolonisten en de staat doorgaan met hun aanvallen op Palestijnen, dan zullen wij – ook zonder een effectief Palestijns leiderschap – vroeger of later getuige zijn van het doorbreken van een alomvattende Intifada, die op grassroots-bewegingen gegrondvest is.

bron: Middle East Eye (Londen), 9 oktober 2015

Jamal Juma is sinds 2002 coördinator van de Palestinian Grassroots Anti-Apartheid Wall Campaign en sinds 2012 coördinator van de Land Defence Coalition, een netwerk van Palestijnse basisbewegingen


vertaling: Rudi Cornelissen

 

uit: Soemoed – jaargang 43, nummer 5 (september-oktober 2015); pp. 9-10)


Meer over Soemoed
index Soemoed - jaargang 43, nummer 5