Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 43, NUMMER 3-4

Palestijnen en de dilemma’s van de solidariteit

 

Joseph Massad

 

 

De solidariteit met het Palestijnse volk nam sinds het begin van de jaren negentig internationaal af, nadat de Sovjet-Unie ineen was gestort en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) vervolgens met de Verenigde Staten en Israel ging samenwerken om door middel van de Oslo-Akkoorden de Palestijnse antikoloniale strijd te liquideren. De laatste jaren echter bloeit deze solidariteit opnieuw op, in de vorm van  toenemende steun voor de Palestijnse campagne voor boycot, desinvesteren en sancties (BDS) jegens Israel.

 

 

De internationale steun voor de Palestijnen op het niveau van staten en het maatschappelijk middenveld ebde na 1991 weg, maar de laatste tien jaar is het tij weer gekeerd doordat velen die ‘Oslo’ aanvankelijk steunden, zijn gaan beseffen dat deze akkoorden een list waren om de kolonisatie door Israel te verdiepen. Dit geldt in het bijzonder voor het maatschappelijk middenveld in West-Europa en Noord-Amerika, maar ook steeds meer voor het regeringsniveau in Europa. En binnen de regering van Barack Obama wordt gefluisterd dat haar beleid mogelijk aan herziening toe is in het licht van de recente verkiezingsoverwinning van Israels premier Benjamin Netanyahoe en diens openhartige verklaring dat er zolang hij aan de macht is geen Palestijnse staat zal komen. Het signaleren van deze pieken en dalen in de solidariteit met de Palestijnen is nodig voor een goed begrip en een analyse van de recentere solidariteitsstrategieën, en ook van de anti-Palestijnse tegenstrategieën die door Israel en zijn vrienden ontwikkeld worden om deze te verslaan.

 

Het ‘vredesproces’ van na 1990, dat begon met de conferentie van Madrid in 1991, veroorzaakte grote veranderingen in de mondiale solidariteit met de Palestijnen. Tot dat moment had de wereld het recht van de Palestijnen om naar hun vaderland terug te keren gesteund in een VN-resolutie die nog steeds jaarlijks bevestigd wordt, maar een groot deel van de wereld lijkt nu hoogstens enige vorm van schadevergoeding te steunen. Een groot deel van de wereld steunde het ontmantelen van Israel als racistische kolonistenstaat, zoals bleek uit de VN-resolutie van 1975 die het zionisme kenschetste als ‘een vorm van racisme en rassendiscriminatie’, maar in 1991 heeft een groot deel van de wereld diezelfde resolutie herroepen. Een groot deel van de wereld was toentertijd vastbesloten Israel diplomatiek te isoleren als een van de drie paria-staten (samen met Apartheid Zuid-Afrika en Taiwan), maar nu hebben de meeste van die staten er diplomatieke betrekkingen mee aangeknoopt.

 

Het enige Palestijnse recht dat het grootste deel van de wereld nog steeds lijkt te steunen, is het recht op zelfbeschikking van slechts de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza (maar niet die in Jeruzalem) en de beëindiging van de Israelische bezetting van delen van de Westelijke Jordaanoever en Gaza (maar niet van Oost-Jeruzalem). Het recht van de Palestijnen om zich tegen de bezetting te verzetten, dat voorheen veel mondiale steun had, kreeg na ‘Oslo’ nog slechts de steun van enkelen. Deze teruggang beperkte zich niet tot staten en regeringen, maar deed zich ook voor bij politieke bewegingen, activisten en anderen.

 

In de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw had de PLO een duidelijke visie op wat verstaan moet worden onder bevrijding van het zionistische kolonialisme. Dit kwam tot uitdrukking in de beroemde VN-toespraak van Yasser Arafat in 1974 en in andere uitspraken van de PLO. De diagnose van het zionisme was duidelijk: het zionisme is een racistische, koloniale beweging die de joden zelf discrimineert en die zich verbindt met het imperialisme; Israel is een racistische, koloniale staat die zijn Palestijnse burgers discrimineert en die de Palestijnen die het verdreven heeft, belet terug te keren; Israel is een kolonistenstaat die streeft naar territoriale uitbreiding en naar het bezetten van grondgebied van buurlanden.

 

De oplossing was ook duidelijk (al was er nog wel wat verfijning nodig): de vestiging van een seculiere, democratische staat in heel het voormalige mandaatgebied Palestina, waar Palestijnen en joden gelijke rechten zouden hebben. In deze context was er op officieel en onofficieel niveau internationale steun en solidariteit die het zionisme als racistisch betitelde, onvermoeibaar het recht op terugkeer van de verdreven Palestijnen bevestigde, en het wettige recht bekrachtigde van de Palestijnen die onder de Israelische bezetting leven om zich tegen hun bezetter te verzetten.

 

De Palestijnse guerrillastrijd verwierf eind jaren zestig en in de jaren zeventig enorme internationale steun en kende ook vrijwilligers die zich bij de fedayyin [guerillastrijders] in Jordanië en Libanon aansloten. Zij kwamen uit alle hoeken van de wereld – van Japan, Spanje, Italië, Duitsland, Argentinië en Colombia tot Nicaragua, Iran, Zuid-Afrika en Turkije en uit heel de Arabische Wereld. De meesten van hen kwamen uit de Derde Wereld. Veel West-Europeanen toonden hun solidariteit met de Palestijnen op andere manieren, door in hun eigen land voor hen te demonstreren en voor hen te schrijven en door zich te kanten tegen de steun die hun eigen land aan Israel gaf. Zelfs Frankrijk was vertegenwoordigd, door niemand minder dan Jean Genet, die naar Amman kwam om de Palestijnse strijd te documenteren.

 

De Arabische solidariteit met de Palestijnen gaat veel verder terug, tot 1917 en de tijd daarna. Izz al-Din al-Qassam, de eerste Palestijnse fidai [guerrillastrijder], wiens dood door toedoen van de Britse bezetters de aanleiding werd tot de Grote Palestijnse Opstand van 1936-1939 tegen de Britse en zionistische kolonisatie, kwam uit wat nu beschouwd wordt als Syrië. En dit was geen uitzondering, want Arabische vrijwilligers sloten zich ook bij de Palestijnse strijd aan na de zionistische aanvallen van december 1947 en de invasie van het land die tot de verdrijving van de Palestijnen leidde. Dat de interventie door de Arabische staten half mei 1948, officieel om een eind te maken aan de verdrijving door de zionisten (op 14 mei 1948 had het binnenvallende zionistische leger al ongeveer 400.000 Palestijnen verdreven) en aan de vestiging van de joodse kolonistenstaat, het gevolg was van massale druk vanuit de bevolking in heel de Arabische Wereld is een feit. Ook al golden de belangrijkste zorgen van de interveniërende landen de eigen ambities van hun regimes voor hegemonie in de regio.

 

concessies van de PLO

Sinds de PLO in haar visie en missie begon te wankelen en een pad ging volgen dat Israels recht om een racistische joodse staat te zijn, erkende, en in 1991 in Madrid begon te onderhandelen onder Amerikaanse leiding, werden de internationale vrienden van het Palestijnse volk in een toestand van uiterste onzekerheid geworpen. De eerste grote concessie die de PLO in de samenhang van ‘Oslo’ moest doen was: aanvaarden dat de internationale consensus aangaande zionisme=racisme werd herroepen en werd vervangen door de Amerikaans-Israelische consensus, namelijk dat Israel, de enige democratie in het Midden-Oosten, gevangen zat in een geschil met zijn buurstaten over grondgebied.

 

Zoals gezegd, een van de eerste resultaten van de nieuwe consensus was dat in 1991 onder Amerikaans-Israelische invloed de resolutie van 1975 herroepen werd. Dezelfde staten die de resolutie in 1975 gesteund hadden, steunden in 1991 de herroeping ervan. In 1975 kreeg VN-resolutie 3379 de steun van 72 landen (35 stemden tegen en 32 onthielden zich), de herroeping in 1991 werd door 111 landen gesteund (25 tegenstemmen, 13 onthoudingen). Natuurlijk was de ineenstorting van de Sovjet-Unie en het Oostblok een groot verlies voor de Palestijnse zaak in de VN. Maar de omwenteling in de opstelling van de vrienden en bondgenoten in de Derde Wereld, en ook van bewegingen en personen overal in  de wereld, werd meer veroorzaakt door de concessies en omwentelingen van de kant van de PLO dan door enige andere factor.

 

Zoals ik al ruim 12 jaar geleden betoogde in een artikel over de post-Oslo-solidariteit, was het zionisme in zijn ideologie en praktijken even racistisch gebleven als het altijd geweest was. Het was de PLO die het niet langer voor dat racisme wilde veroordelen. Van bondgenoten van de Palestijnen, zo stelden sommigen, kon niet verwacht worden dat zij meer pro-Palestijns waren dan de PLO. Sinds de conferentie van Madrid, en vooral na ‘Oslo’, begonnen Arafat en de zijnen met voorstellen te komen die het recht op terugkeer van het Palestijnse volk prijsgaven. En het was in die samenhang dat de meerderheid van de wereld die het Palestijnse recht op terugkeer steunde (ook de Verenigde Staten tot midden jaren negentig) begon te wankelen. En voor wat betreft de legitimiteit van het Palestijnse verzet tegen bezetting en racisme, eind jaren tachtig had Arafat dit betiteld als ‘terrorisme’ en ‘afgezworen’, als voorwaarde voor een nooit gerealiseerde dialoog met de Verenigde Staten, en op bevel van de Verenigde Staten.

 

In het licht van ‘Oslo’ maakten Arafat en het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) dat in het verlengde van de Oslo-Akkoorden tot stand is gekomen, een eind aan de Eerste Intifada (uitgebroken in 1987) en zouden zij vlijtig de Tweede Intifada (uitgebroken in 2000) gaan onderdrukken. Dientengevolge gingen vrienden en bondgenoten wankelen in hun steun voor het Palestijnse verzet. Bovendien, toen Arafat de Oslo-Akkoorden uit-onderhandelde en de PLO omvormde van bevrijdingsorganisatie tot instrument van de Israelische bezetting onder de naam PNA, vroegen al die landen die Israel diplomatiek boycotten zich af waarom zij daarmee zouden doorgaan als de PLO en Arafat diplomatieke contacten waren aangegaan met een koloniale staat die geïnstitutionaliseerd en in de wet vastgelegd racisme bedreef. Zo werd het internationale diplomatieke isolement van Israel dankzij Arafat beëindigd.

 

Het ongedaan maken van deze belangrijke verworvenheden, als gevolg waarvan een groot deel van de wereld Israel als een racistische koloniale buitenpost was blijven zien, werd niet alleen op het officiële niveau gevoeld, maar ook op het niveau van politieke bewegingen en personen voor wie de PLO en Arafat symbolen waren van de strijd tegen kolonialisme en racisme. Diezelfde mensen schaarden zich in het internationale koor van steun aan ‘Oslo’ als de manier om te komen tot een oplossing om wat steeds vaker het ‘Israelisch-Palestijnse conflict’ genoemd werd, in plaats van het beëindigen van het zionistische kolonialisme en racisme.

 

Palestijnse capitulatie

Als wij kijken naar de geschiedenis van de internationale solidariteit met onderdrukte volkeren vinden wij veel voorbeelden van gecompromitteerde nationale leidingen. Zoals ik in 2003 beoogde, heeft bij voorbeeld de collaborerende Zuid-Vietnamese regering van Nguyen Van Thieu de mensen in de internationale arena die de Vietnamese bevrijdingsstrijd steunden niet van mening doen veranderen. Een collaborerende Mangosuthu Buthelezi, die onder de apartheid hoofdminister van KwaZoeloe was, deed ook hen die de Zuid-Afrikaanse strijd steunden niet van mening veranderen. De mensen die het eind van de kolonistenstaat Rhodesië nastreefden, herzagen ook niet hun standpunt als gevolg van de triomf van Robert Mugabe’s ZANU over Joshua Nkomo’s ZAPU. En ook de mensen die de Iraanse revolutie steunden, kregen geen andere mening over het karakter van het bewind van de Shah en over de noodzaak hem af te zetten toen ayatollah Ruhollah Khomeini de macht overnam, zo min als de aanhangers van de revolutie tegen Haile Selassie in Ethiopië omsloegen toen de Derg – de heersende militaire raad – de macht overnam onder Mengistoe Haile Mariam.

 

Maar toch: Arafat en de PLO lieten hun oppositie tegen een racistisch Israel vallen en onder het mom van de PNA vormden zij zich om tot uitvoerders van de bezetting, terwijl zij zich intussen koesterden in de schaduw van hun eerdere antikoloniale geschiedenis. Dat feit deed velen die de internationale solidariteit omarmden in de val trappen dat zij deze transformatie gingen steunen. Israels langdurige besluiteloosheid over de vraag of Arafat wel de meest geschikte leider van de Palestijnse capitulatie was, kwam voort uit zijn weigering om volledig alle eisen van Israel samen te accepteren – niet uit zijn strijd tegen het Israelische racisme en kolonialisme. De landen, groepen en personen die de internationale solidariteit vormden, maakten echter dat onderscheid niet of wilden dat niet doen.

 

Er is wel gesteld dat deze verwarring en deze nalatigheid van de kant van internationale medestanders veroorzaakt werd doordat er geen samenhangende Palestijnse beweging of leiding was die een alternatief kon bieden voor Arafat en de PNA, zoals Nelson Mandela en het Afrikaans Nationaal Congres wel boden voor Buthelezi of de Viet Minh voor Thieu.

 

Dit is inderdaad voor een belangrijk deel waar, maar het is geen toereikende of volledig overtuigende verklaring, want het houdt geen rekening met het volgende: het is nu juist een gevolg van de politiek van Arafat en Israel, dat Arafat en zijn opvolgers de enige beschikbare Palestijnse leiders bleven. Israel was al vijf jaar Palestijnse leiders over heel de wereld aan het vermoorden, en het was de leiding van Arafat en zijn monopolie op de macht die het onmogelijk maakten dat er alternatieve leiders opkwamen.

 

nieuwe solidariteit

Ondanks de verwarring en de wanorde bij de vrienden en bondgenoten van de Palestijnen als gevolg van Arafats concessies hebben de Palestijnen in heel de wereld nog steeds veel steun, en inspireren zij overal tot solidariteit. Ook al werden staten die vóór ‘Oslo’ de Palestijnen steunden, geïntimideerd door de Amerikaanse en Israelische macht na ‘Oslo’, niet alle politieke bewegingen, intellectuelen en activisten zijn zo gemakkelijk tot zwijgen gebracht.

 

Na 2001 begonnen veel mensen uit de hele wereld naar de Westelijke Jordaanoever en Gaza te komen om te helpen de bezetting te bestrijden en Palestijnse mensenlevens te beschermen. De vorming van de door Palestijnen geleide International Solidarity Movement (ISM) in 2001, toen de Tweede Intifada op zijn hevigst was, bracht een groot aantal blanke West-Europeanen, samen met blanke Amerikanen en blanke Australiërs, naar de bezette gebieden. Zij hielden zich bezig met  geweldloos activisme om Palestijnen te helpen verdedigen tegen Israelische militairen – vooral bij koloniale uitzetting, verwoesting van huizen, grondonteigening en andere vormen van dagelijks geweld van de kant van Israelische militairen en joodse kolonisten. Ook probeerden ISM-activisten de dagelijkse onderdrukking van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en Gaza te documenteren.

 

De ISM werd door Israel tot doelwit gemaakt  en haar activisten werden gedood, verwond en stelselmatig lastiggevallen. Israel beschuldigde haar zelfs van collaboratie met ‘terrorisme’, wees veel van haar vrijwilligers uit en belette hen terug te keren.

 

De gedachte van de ISM was dat internationale, blanke vrijwilligers bescherming konden bieden aan de donkerder gekleurde Palestijnen, aangezien de racistische Israelische militairen minder gewetensbezwaren hadden en hebben om Palestijnen neer te schieten dan blanke Europeanen en Euro-Amerikanen. De ISM besefte toen niet dat dit blanke privilege geen stand houdt als een blanke de blanke Europese en Euro-Amerikaanse consensus trotseert. De ISM heeft die les op een harde manier geleerd, toen de Israelische militairen weinig aarzeling bleken te hebben om deze blanke Amerikaanse, Europese en Australische vrijwilligers in koelen bloede dood te schieten, waarbij van hun eigen regeringen nauwelijks enig protest kwam.

 

Het geval van de Amerikaanse Rachel Corrie is misschien het meest bekend, maar er zijn anderen zoals de Brit Tom Hurndall, om niet te speken van degenen die zwaar gewond werden, zoals de Amerikaan Tristan Anderson. De aanval van Israelische militairen in 2012 op tientallen ISM-fietsers die een solidariteitsrit met Palestijnen reden, leidde tot nog meer verwondingen en toonde aan dat Israel bereid was de internationale solidariteit tot elke prijs te verslaan.

 

Behalve de ISM schreven en spraken nog vele anderen ten gunste van de Palestijnen in publicaties en fora in de hele wereld. Nog veel meer mensen liepen mee in demonstraties tegen het Israelische geweld in de hoofdsteden van Europa en de steden van Noord-Amerika, om van de Arabische Wereld nog niet eens te spreken. Anderen begonnen campagnes om investeringen uit Israel terug te trekken en tot een boycot te komen tegen dit land of tegen Amerikaanse of Europese bedrijven die Israel wapens leveren en die  in zijn koloniale politiek gebruikt worden. Dit was een belangrijke steunbeweging, die leiding nodig had. Deze werd gevonden in de Palestijnse Campagne voor de Academische en Culturele Boycot van Israel (PACBI), die in 2004 op de Westelijke Jordaanoever werd gevormd. Maar ook in de oprichting van het Boycott National Committee (BNC) en in de oproep tot boycot, desinvestering en sancties (BDS) die het Palestijnse maatschappelijk middenveld in juli 2005 deed.

 

Naast de PACBI hebben Ali Abunimah en een aantal collega’s in 2001 hun belangrijke online-publicatie The Electronic Intifada in het leven geroepen om bondgenoten van de Palestijnen te informeren over de dagelijkse strijd van de Palestijnen tegen een brute bezetting. Zij zijn een prominente bron van informatie geworden aangaande internationale solidariteit, en Abunimah werd een drijvende kracht, een echte eenpersoonslobby, die onvermoeibaar strijdt tegen valse informatie over Palestijnen in de westerse media.

 

Intussen riep de blokkade die Israel sinds 2005 de Strook van Gaza oplegde een nieuw soort solidariteit op met de belegerde Palestijnen daar, in de vorm van vloten en konvooien die trachten de Israelische blokkade te breken en ook de ondersteunende Egyptische blokkade die daaraan medeplichtig is. De Israelische militairen begrepen het gevaar van een dergelijke schending van het Israelische gezag, bevochten de vloten en beletten hen Gaza te bereiken. Dit ging zelfs zo ver dat zij in mei 2010 alle boten in de Gaza Freedom Flotilla in beslag namen en op het grootste schip, de Mavi Marmara, negen Turkse sympathisanten om het leven brachten – een bloedbad in internationale wateren.

 

Terwijl de onderdrukking van de Palestijnen door Israel op alle fronten intenser werd, begon de steun voor BDS zich uit te breiden op universiteiten in het Westen, bij vakbonden en bij kunstenaars, schrijvers en intellectuelen. Sommigen begonnen bezoeken aan Palestina af te leggen om persoonlijk getuige te zijn van de effecten van de Israelische bezetting, waarmee zij onbedoeld de strijd van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, en in mindere mate in Gaza, meer nadruk geven dan die van de overige twee derden van het Palestijnse volk die in ballingschap leven of onder de Israelische koloniale en racistische wetten in het huidige Israel.

 

Veel mensen die deze bezoeken afleggen, steunen de Palestijnen oprecht en waarachtig, maar toch bestaat de zorg dat dit neerkomt op hetzelfde solidariteitstoerisme waar westerse wereldverbeteraars al de hele 20e eeuw om bekend staan – van hun reizen naar de Sovjet-Unie in de jaren twintig tot reizen en suiker oogsten op Cuba in de jaren zestig, en nog sterker het koffie oogsten en huizen bouwen in Nicaragua in de jaren tachtig, die geen van alle echte, of blijvende en andere dan symbolische resultaten gehad hebben. Het is waar dat bezoekers die getuige zijn geweest van de verschrikkingen van de bezetting met meer gezag over de politiek van Israel kunnen schrijven en er tegen kunnen ageren, maar het blijft zorgelijk als dit nu het maximum is dat zij aan solidariteit kunnen bieden.

 

Deze vorm van solidariteitstoerisme verschilt sterk van het soort solidariteit dat velen aan de dag legden die zich voegden bij internationale brigades om de Spanjaarden te steunen tijdens hun burgeroorlog tegen de fascistische krachten, of die zich in drommen aansloten bij de Palestijnse guerrilla’s in de jaren dertig en opnieuw in de jaren zestig of bij de vloten die de blokkade van Gaza probeerden te doorbreken. En zulke solidariteitsreizen waren er niet in het geval van het Zuid-Afrika van de apartheid en het racistische Rhodesië, zo min als er reizen waren naar het koloniale Algerije vóór zijn bevrijding, hoewel Frantz Fanon en andere internationale vrijwilligers meegedaan hebben met de antikoloniale strijd in die Franse kolonie.

 

Anders dan de pro-Palestijnse solidariteitsbezoekers van na 11 september 2001 hebben supporters van het Israelische racisme en kolonialisme zich actief aangesloten bij eenheden van het Israelische leger sinds de zionistische veroveringstocht van 1947/1948 om de kolonisatie te realiseren en de inheemse bevolking te verdrijven. In de loop van de tijd verplaatsten de golven van solidariteit met de Palestijnen zich van aansluiting bij hun gevechtseenheden naar diplomatieke steun op afstand of naar schrijven ten gunste van hen en solidariteitsdemonstraties met hen organiseren, naar reizen naar de bezette gebieden om de Palestijnen geweldloos te verdedigen tegen een gewelddadige bezetting en vloten voor de kust van Gaza organiseren, en tenslotte naar solidariteitstoerisme, maar aanhangers van het Israelische koloniale racisme hebben hun vormen van solidariteit of hun tactiek nooit veranderd.

 

Tenslotte hebben wij korter geleden gezien dat sommige solidariteitsgroepen de kwestie van het recht gingen benadrukken, in het bijzonder de kwestie van het volkenrecht en de Palestijnen. Niet alleen benutten dappere Palestijnse advocaten die burger van Israel zijn en in burgerrechten zijn gespecialiseerd dit om de Palestijnse derderangsburgers van de joodse kolonistenstaat te verdedigen (met gemengd resultaat maar meestal zonder succes), maar het wordt ook door progressieve medewerkers van Amerikaanse universiteiten aangewend als een van de veiligste discussiemethoden.

 

Het recht is altijd een van de meest conservatieve instituties geweest, en zeker een van de meest conservatieve referentiekaders. De verschillende aspecten bespreken van de manier waarop Israel het volkenrecht en getekende overeenkomsten schendt, is een belangrijk instrument voor de Palestijnen en hun supporters en moet dit ook blijven. (Ik heb zelf geschreven over de juridische beweringen waarmee Israel komt om zich te rechtvaardigen.) Maar deze buitensporige nadruk op de kwestie van het volkenrecht smaakt naar een veilige, progressieve benadering die geen pro-Israelisch publiek, universitaire medewerkers of universitaire bestuurders tegen de haren in wil strijken. Dat heeft het risico dat de honderd jaar oude Palestijnse antikoloniale strijd tegen het zionisme wordt gereduceerd tot een juridische kwestie, zelfs zo dat Israel zijn koloniale politiek alleen maar zou hoeven uit te oefenen in overeenstemming met het volkenrecht in plaats van in strijd daarmee. Deze overaccentuering van het recht, die op de universiteiten om zich heen gegrepen heeft, is een riskante route, want deze negeert de koloniale geschiedenis en natuur van het volkenrecht en ze doet geen recht aan een belangrijke zaak: de Palestijnse situatie begrijpen en analyseren als een koloniale situatie, wat nu juist wel gedaan wordt door de pro-Palestijnse internationale solidariteitsbeweging in het licht van haar toewijding aan BDS.

 

Het is ook waar dat de PACBI en het BNC de kwestie van het recht en het volkenrecht benadrukken, wat zoals gezegd een belangrijk instrument voor de Palestijnse strijd is, maar het verschil met de veilige, progressieve en reductionistische benadering is dat zij het volkenrecht niet als het enige instrument voor het Palestijnse verzet beschouwen, met uitsluiting van andere, maar als één van de vele centrale kwesties die voor het Palestijnse verzet van nut kunnen zijn.

 

verzet tegen BDS

Het geweldige succes van BDS op westerse universiteiten, en ook steeds meer bij Europese vakbonden, bij academische groeperingen en in artistieke kringen, is zo’n grote verworvenheid, dat internationale machtsmanipulatoren twee strategieën tegelijkertijd beproeven om dit tegen te gaan, terwijl er al een derde strategie zichtbaar wordt die beide aanvult:

 

(1) BDS frontaal bestrijden door geen pro-Palestijnse universitaire medewerkers aan te nemen, door reeds benoemde medewerkers, studenten en kunstenaars vrijheid van meningsuiting te ontzeggen, en door het organiseren van conferenties, tentoonstellingen, filmvertoningen en andere soortgelijke evenementen te beletten of te saboteren. Deze vormen van repressie in de academische en culturele sfeer lopen parallel aan een massa repressieve overheidsmaatregelen en wetgevingsinitiatieven die erop gericht zijn andere vormen van BDS af te straffen of af te schrikken, in het bijzonder de economische boycot van Israel;

 

(2) BDS inlijven, zoals veel Europese regeringen kortgeleden geprobeerd hebben, door te stellen dat BDS iets is wat alleen gehanteerd moet worden om een twee staten-oplossing in enige vorm tot stand te brengen, in overeenstemming met de koloniale overeenkomsten die door de PNA en Israel ondertekend zijn en waaraan Israel weigert zich te houden;

 

(3) Een aanvullende strategie probeert de kernkwesties van de koloniale situatie in Palestina te verwateren tot een juridische kwestie, en het Palestijnse activisme te vervangen door een zoethoudertje: een academische vorm van ‘Palestijnse studies’, die voor beide bovengenoemde strategieën nuttig is:

 

(a) medewerkers en studenten kunnen er nu van beschuldigd worden dat zij in plaats van academische ‘Palestijnse studies’ pro-Palestijns ‘activisme’ bedrijven, hetgeen hun verboden kan worden in de naam van strikte wetenschapsbeoefening, wat dus de eerste strategie ten goede komt;

 

(b) er kunnen ‘objectieve’ juridische academische inschattingen worden gemaakt van het maximum dat de Palestijnen zouden kunnen bereiken, hetgeen in de tweede strategie past.

 

Deze aanvullende tegenstrategie heeft een aantal Palestijns-Amerikaanse en andere wetenschappers ingelijfd, die zich nu bezig houden met het op de markt brengen van Palestijnse studies en fora over Palestina en het volkenrecht.

 

Wie solidair is met de Palestijnen moet steeds waakzaam blijven en zich verre houden van deze drie tegenstrategieën. Hoe machtig de koloniale vijand van de Palestijnen ook is, het lot van de Palestijnse strijd, ook van de internationale solidariteit, staat op het spel. Wie solidair is met de Palestijnen moet daarom niet moe worden de kernbeginselen van de Palestijnse antikoloniale strijd te benadrukken – namelijk een eind maken aan het Israelische staatsracisme binnen het huidige Israel, om te bereiken dat de Palestijnse burgers van Israel gelijkgesteld worden met hun joodse landgenoten en ook dat de Palestijnse vluchtelingen mogen terugkeren, en ook een eind maken aan Israels koloniale bezetting van de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem inbegrepen, en de blokkade van Gaza.

 

Op deze 67e verjaardag van het uitroepen van de joodse kolonistenstaat op de puinhopen van Palestina moet nogmaals benadrukt worden dat duurzame gerechtigheid en vrede voor de Palestijnen niet bereikt zullen worden door een pragmatische aanpassing van enkele aspecten van het Israelische racisme en kolonialisme, zoals internationale machtsmanipulatoren en hun Palestijnse en niet-Palestijnse progressieve medestanders volhouden. Beëindiging van de zionistische koloniale onderneming, te beginnen met het afbreken (en niet de hervorming) van alle opgebouwde racistische en kolonialistische juridische en institutionele structuren is de voorwaarde vooraf voor duurzame gerechtigheid en vrede voor alle inwoners van het historische Palestina. Wie solidair is met de Palestijnen moet hier geen compromis gedogen.

 

 

bron: The Electronic Intifada (Chicago), 14 mei 2015

 

Joseph Massad is hoogleraar in de Moderne Arabische Politiek en Intellectuele Geschiedenis aan de Columbia University in New York; zijn meest recente werk is Islam in Liberalism; Chicago: University of Chicago Press, 2015; 384 pp.

 

vertaling: Paul Bakker

 

uit: Soemoed, jaargang 43, nummer 3-4 (mei-augustus 2015); pp. 39-43