NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 43, NUMMER 3-4
Stéphanie Latte-Abdallah: ‘Voor Israel is de bezetting steeds meer een managementprobleem geworden’
Rosa Moussaoui
Stéphanie Latte-Abdallah is historicus, politicoloog en onderzoeker bij het Centre Nationale de Recherches Scientifiques (CNRS) in Parijs en bij het Institut Français du Prôche-Orient (IFPO), met als standplaats Jeruzalem. Zij analyseert de recente hervormingen van het bezettingsregime op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem. Voor haar bewijst de verdrievoudiging van het aantal joodse kolonisten sinds 1993 [start Oslo-proces], dat er sprake is van een voortschrijdende kolonisatie, waaraan in essentie politieke keuzes ten grondslag liggen.
Waarom beschouwt u de Muur, die in de media zoveel aandacht krijgt als een afleidingsmanoeuvre, die de aandacht moet afleiden van de voortgaande bezetting en kolonisatie van Palestina?
De Muur heeft formeel als doel om de Westelijke Jordaanoever af te scheiden van Jeruzalem en Israel. In werkelijkheid vormen de meeste checkpoints bij de Muur geen scheiding tussen gebieden die onder Israelische, respectievelijk Palestijnse jurisdictie staan. Wie bijvoorbeeld het checkpoint bij Qalandia passeert, zou kunnen denken dat hij de Westelijke Jordaanoever betreedt. In werkelijk- heid bevindt hij zich in de wijk Kofr Aqab, die deel van Jeruzalem uitmaakt. Dat is precies de reden dat veel Palestijnen uit Jeruzalem het centrum van de stad hebben verruild voor deze wijk: op deze manier horen zij bij de leefgemeenschap van Ramallah, terwijl zij tegelijkertijd hun status als inwoner van Jeruzalem behouden.
Snelweg 443, die Jeruzalem verbindt met het Ben Goerion Airport en met Tel Aviv, doorsnijdt – ingeklemd tussen twee afscheidingsmuren – de Westelijke Jordaanoever. Palestijnen die deze weg willen oversteken, zijn aangewezen op tunnels en omleidingsroutes, die in feite de verbinding vormen tussen twee stukken Westelijke Jordaanoever. De meeste checkpoints liggen niet óp, maar bínnen de grens van de Westelijke Jordaanoever.
De Muur volgt een traject dat grotendeels ten oosten van de zogeheten Groene Lijn loopt [de wapenstilstandslinie van 1948, die tot 1967 de grens tussen Israel en de Westelijke Jordaanoever is geweest; red.] en slokt zo rond 10 procent van het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever op. Belangrijker nog is het feit dat de Muur tot doel heeft het Palestijnse gebied op te splitsen en onder controle te houden. Na het fiasco van de Oslo-akkoorden en sinds het neerslaan van de Tweede Intifada [sinds 2000] is de bezetting steeds meer een ‘managementprobleem’ geworden, waarbij het beleid erop gericht is om enerzijds het conflict op een laag pitje te houden en wrijvingen tussen de twee bevolkingsgroepen zoveel mogelijk te vermijden, anderzijds gewoon door te gaan met het koloniseren van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem.
In totaal hebben zich inmiddels 380.000 joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever gevestigd [plus ruim 200.000 in geannexeerd Oost-Jeruzalem; red.]. De Westelijke Jordaanoever is in drie type gebieden opgedeeld: A-Gebied (20 procent) waarin zowel het civiel als het militair bestuur in handen van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) ligt; B-Gebied (20 procent) waarin het civiel bestuur in handen is van de PNA en het militair bestuur in handen van Israel; en C-Gebied (60 procent) waarin zowel het civiel als het militair bestuur in handen van Israel ligt [in C-Gebied zijn de joodse kolonisten gevestigd; red.]. Er bestaat een gescheiden wegennet, zodat de joodse kolonisten die over het hele gebied verspreid leven, zo min mogelijk met Palestijnen in aanraking hoeven te komen.
Ditzelfde systeem maakt het mogelijk om bij ongeregeldheden bepaalde enclaves, dorpen en steden hermetisch af te sluiten. Niet alleen de harde kern van ideologische kolonisten, maar ook de ‘economische kolonisten’ die op de goedkope woningen in de joodse nederzettingen afkomen, sluiten de ogen voor de Groene Lijn. Voor hen zijn er speciale wegen aangelegd [de zogeheten bypass roads], die hen rechtstreeks naar hun werk, het vliegveld of het strand van Tel Aviv brengen. Deze wegen vormen uitsluitend een verbinding tussen Israel en plaatsen waar joodse kolonisten zijn gevestigd. Voor hen is de Groene Lijn uitgegomd en de Palestijnse burger uit het zicht verdwenen. Sinds de invoering van deze nieuwe bezettingstactiek gebruiken de militaire deskundigen zelf de term ‘onzichtbare bezetting’.
Tegelijkertijd past de bezetting zich aan de neoliberale context aan. De zogenaamde ‘grensposten’ worden geleidelijk geprivatiseerd en toevertrouwd aan bedrijven die zich conformeren aan het nette en beschaafde taalgebruik van reisorganisaties, om het brute karakter van de controles te verdoezelen. Ook de vormgeving ervan werkt versluierend: de belangrijkste checkpoints hebben tegenwoordig meer weg van luchtvaartterminals of van tolpoortjes.
De joodse kolonisten kunnen zich ongehinderd verplaatsen, maar de Palestijnse gebieden zijn verbrokkeld en raken steeds meer van elkaar geïsoleerd ...
Door de scheiding van het wegennet is het verschil in beleving van de openbare ruimte maximaal. Voor Israelische staatsburgers bestaan er geen ruimtelijke beperkingen. Een antropoloog gebruikte ooit het beeld van een Israelische archipel, waarvan de eilanden stevig met elkaar verbonden zijn. Voor de Palestijnen is de ruimte echter sterk verbrokkeld. Na het uitbreken van de Tweede Intifada zijn de Palestijnse steden en dorpen hermetisch afgegrendeld. De overblijfselen hiervan zijn nog steeds zichtbaar en kunnen zó weer in werking worden gesteld: de slagbomen hoeven alleen maar neergelaten te worden. De geesten zijn er rijp voor, bijvoorbeeld in sommige wijken van Oost-Jeruzalem, zoals Al-Issawiya (Essawiya). De Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever kunnen zich met moeite verplaatsen. De onmogelijkheid om via Jeruzalem te reizen, maakt de afstanden aanzienlijk groter.
Wat voor invloed hebben godsdienstige, historische en politieke aspecten op het conflict over de status van Jeruzalem?
Oost-Jeruzalem verschilt trouwens in veel opzichten van de Westelijke Jordaanoever. Hier opereert de bezetting zonder vangnet. Er is geen PNA en sinds de sluiting van het Orient House [PLO-kantoor] in 2001 geldt er een totaal verbod op welke Palestijnse politieke activiteit dan ook. Het is een grijs gebied zonder politieke vertegenwoordiging, zonder openbare instellingen en zonder een publieke toezichthouder. Er is hier sprake van een ontstellend gebrek aan voorzieningen op cultureel gebied, recreatie, groenstroken enzovoort, aan openbare ruimte en publieke voorzieningen. De Gemeente vat haar taak hier heel anders op dan in [joods] West-Jeruzalem maar staat de Palestijnen evenmin toe deze taak zelf, naar eigen inzicht, ter hand te nemen. Een reeks van Palestijnse organisaties is in de loop der jaren opgedoekt. Het oostelijk deel van de stad wordt geheel aan zijn lot overgelaten, met alleen de bewoners die weerstand kunnen bieden tegen de uitwassen van bezetting en kolonisatie.
Sommige Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever beschouwen de inwoners van [Oost-]Jeruzalem als bevoorrecht, omdat zij een bepaalde mate van bewegingsvrijheid in het hele gebied genieten, aan beide zijden van de Muur. Maar in werkelijkheid heeft Oost-Jeruzalem zwaar te lijden onder de verwaarlozing. De Palestijnen, aan wie alle politieke rechten zijn ontzegd, weigeren elke politieke rol op gemeentelijk niveau. Veel inwoners van Oost-Jeruzalem houden er wel hun huis aan, maar wonen elders, veelal in Ramallah, waar wel publieke voorzieningen zijn en waar zij wel kunnen deelnemen aan een sociaal en cultureel leven.
Oost-Jeruzalem is een stad van voortdurende confrontaties, waar partijen voortdurend en overal tegenover elkaar staan. De weg die de ultraorthodoxe wijk Mea Shearim met de Damascus-Poort verbindt en verderop met de Haram al-Sharif en de Klaagmuur, vormt één lange confrontatielijn tussen mensen die geheel verschillend in de stad geworteld zijn en haar heel verschillend beleven.
De voortgaande kolonisatie, onder aanmoediging van premier Benjamin Netanyahoe, heeft de spanningen verder aangewakkerd. Vorige jaar ging het bij de aangekondigde nieuwbouw in hoofdzaak over de nederzettingen binnen het gebied van Jeruzalem. De annexatie van Oost-Jeruzalem na 1967 en de insluiting van de stad door een keten van joodse nederzettingen, én de voortschrijdende omsingeling van Palestijnse wijken (zoals Sheikh Jarrah en Silwan) zijn erop gericht de stad in zijn geheel op te slokken. Dat is volledig in tegenspraak met de door de internationale gemeenschap erkende tweedeling van Jeruzalem volgens de grenzen van 1967, waarbij het oostelijk deel de hoofdstad zou vormen van de Palestijnse Staat. Deze schending en ontkenning van het internationaal recht wordt door Palestijnen in de praktijk dagelijks gevoeld.
Verlaten de Palestijnen de stad ook om economische redenen? Leidt de versplintering door de voortgaande kolonisatie ook tot versplintering op het sociale vlak?
Ja, er is zeker sprake van sociale versplintering. De Israelische publieke diensten functioneren niet overal gelijk. Het oostelijk deel van de stad wordt verwaarloosd. Elke politieke, sociale of culturele activiteit is verdacht en kan daarom elk moment worden stopgezet. Maar de inwoners van Jeruzalem hebben ook nog andere mogelijkheden. Zij zijn niet per se slechter af. Het leven is er weliswaar veel duurder dan op de Westelijke Jordaanoever en de belastingen, vooral de woonbelasting, zijn hoger. Maar ook al is het leven in Jeruzalem erg duur, het opent ook de weg naar meer inkomsten en studiemogelijkheden in beide systemen. De Palestijnen in Jeruzalem zijn meertalig én handig en spelen vaak de rol van tussenpersoon. Desondanks wonen velen van hen vanwege de hoge kosten van levensonderhoud niet meer echt in Jeruzalem. Maar ook dat is een probleem, want wie Jeruzalem verlaat voor een periode langer dan zeven jaar - oftewel een permanente verblijfsplaats [‘center of life’ is de door Israel in dit verband gehanteerde term; red.] elders heeft - verliest zijn ‘permanente’ verblijfsstatus in Jeruzalem (volgens de geldende immigratiewet). Deze status is dus herroepbaar en de Israelische autoriteiten sturen sociale rechercheurs op pad om van individuele personen vast te stellen waar hun center of life zich bevindt. Hun précaire juridische status en ruimtegebrek, de hoge kosten van levensonderhoud, de kolonisatie en de verbrokkeling van hun woongebied en van hun activiteiten – het zijn allemaal factoren die de Palestijnen de stad uit drijven.
Waarom is de tramlijn zo vaak het mikpunt?
Confrontaties richten zich altijd op een spanningsveld en op de symbolen van onvrede. Vanaf de bouw en de ingebruikname wordt de tramlijn door de Palestijnen gezien als een middel om de stad in zijn geheel te annexeren. De lijn loopt van West-Jeruzalem naar verscheidene joodse nederzettingen, tot aan de oostelijk gelegen nederzetting Pisgat Ze’ev. De tramlijn heeft drie haltes in de Palestijnse wijken en vertakt zich vervolgens naar de joodse nederzettingen. Wat een verbinding tussen de twee stadsdelen had moeten zijn, vormt in de praktijk de verbinding tussen Israelische gebieden. Vanaf het begin heeft dit project weerstand opgeroepen. De Franse bedrijven die eraan meegewerkt hebben (Véolia en Alstom) staan bloot aan forse kritiek en zij zijn tengevolge van hun investeringen in dit project contracten elders in de wereld kwijtgeraakt [successen van de BDS-campagne; red.]. De tramlijn roept nog steeds weerstand op. Dat verhindert de inwoners van Beit Hanina en Shuafat niet om er gebruik van te maken, op weg naar de Damascus-Poort, de Jaffastraat in het westelijk stadsdeel, of naar hun werk. Het openbaar vervoernetwerk is kenmerkend voor de tactiek van de bezetter. Sommige buslijnen bedienen naast ‘outposts’ – ‘wilde’ joodse nederzettingen die de Israelische overheid formeel als ‘illegaal’ kwalificeert – ook zogenaamd ‘legale’ nederzettingen, waardoor deze outposts de schijn van legaliteit verkrijgen.
Is het profiel van de joodse kolonisten veranderd?
Men is geneigd om de joodse kolonisten als ‘extremisten’ te beschouwen die aan de rafelranden van de Staat verkeren. Het klopt dat zulke extremisten bestaan, zoals wij gezien hebben bij de ontruiming van de Strook van Gaza in 2005. Daar leek het erop alsof een op vrede beluste Staat de confrontatie aanging met onverzoenlijke kolonisten.
In feite moet onderscheid gemaakt worden tussen ‘ideologische’ en ‘economische’ joodse nederzettingen. De verdrievoudiging sinds 1993 van het aantal joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, bewijst overigens dat het kolonisatieproces ondanks ‘Oslo’ gewoon is doorgegaan. Van de naar schatting 8 miljoen Israeli’s wonen er tussen de 520.000 en 550.000 in joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Uit bijna elke Israelische familie komt dus minstens één kolonist. Kortom, dit is geen marginaal vraagstuk meer, maar een belangrijk fenomeen. De joodse kolonisten staan centraal in de Israelische politiek. Zij krijgen [financiële] steun en fiscale voordelen inzake vrije handel. Dit stelt hen in staat om industrieën en landbouwondernemingen op te zetten en zelfs uitgestrekte, winstgevende wijngaarden aan te planten. De kolonisatie beperkt zich niet tot een paar jongeren die met hun stacaravans een paar heuveltoppen bezet houden, in afwachting van erkenning van deze voorposten door de staat Israel. Er zijn ook zeer omvangrijke, aaneengeschakelde joodse nederzettingen, die in de ogen van hun bewoners nieuwe steden zijn met uitstekend openbaar vervoer, openbare voorzieningen en die met hun lage huren en de subsidies steeds meer joodse Israeli’s aantrekken, die zichzelf in het algemeen niet zien als joodse kolonisten. Deze middenklasse vormt de speerpunt van een door de Staat ondersteunde, massale kolonisatiepolitiek. De kolonisatie beperkt zich niet tot een extremistische randgroep, die een op vrede beluste staat in gijzeling zou houden. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken.
U hebt onderzocht hoe de Palestijnen worden onderdrukt en geïsoleerd. Tegen welk deel van de bevolking van Jeruzalem is deze politiek van repressie gericht?
Tussen juni en december 2014 zijn er in Jeruzalem ongeveer 1500 arrestaties verricht. Vanaf 2005 en vooral de laatste tijd worden jonge, vaak minderjarige stenengooiers onderworpen aan zware verhoren en steeds zwaardere straffen. Sinds vorig jaar wordt er openlijk gedreigd met gevangenisstraffen tot 10 jaar. In Jeruzalem heerst zero-tolerance. De onderdrukking is er heviger en de straffen zwaarder. Dat geldt ook voor de Palestijnen die in Israel wonen (de zogeheten Palestijnen van '48), die beschouwd worden als potentiële binnenlandse vijanden. Voor hen verlopen re-integratie en reclassering moeizaam. Vaak komen zij op een zwarte lijst die het hun uiterst moeilijk maakt om in Israel nog aan de slag te komen. Naast massale detentie – sinds de bezetting van 1967 heeft ongeveer 40 procent van alle mannen, door de generaties heen, vastgezeten – bestaat de politieke repressie in Jeruzalem uit elektronisch huisarrest of verbanning uit de stad. Alleen al uit de wijk Silwan zijn in 2012 tussen de 300 en 400 minderjarigen gedetineerd geweest. En na de eerste keer komen de meeste jongeren er terug. Deze herhaaldelijke detenties komen op het strafblad van deze stenen- en vuurwerkgooiers. Een studie onder 400 jongeren uit Silwan toont aan dat 40 procent van hen zijn studie heeft afgebroken. De massale gevangenisstraffen eisen ook een zware financiële tol van hun families en van de Palestijnse gemeenschap. Degenen die er met een waarschuwing vanaf komen, moeten een borgsom betalen en ook de boetes die tegenwoordig een vast onderdeel van de straf vormen, worden steeds hoger. Voor het gooien van stenen komt bovenop een maandenlange gevangenisstraf meestal een boete van rond de 6000 shekel (ongeveer 1500 euro). Er is een hele economie ontstaan in het marchanderen over straf en boete, wat een zware last vormt voor de families. Naar verhouding zitten er momenteel niet méér minderjarigen vast dan vroeger, maar wel worden er meer arrestaties verricht. Jongeren liepen vooraan tijdens de betogingen tussen het voorjaar en de herfst van 2014, die men als een stilzwijgende Intifada zou kunnen beschouwen. Stilzwijgend en ongeorganiseerd, zonder kader en zonder leiders. Een Intifada aan zichzelf overgeleverd.
uit: l'Humanité (Parijs), 27-29 maart 2015
Rosa Moussaoui is redacteur van l'Humanité
vertaling: Frans Brons
uit: Soemoed, jaargang 43, nummer 3-4 (mei-augustus 2015); pp. 29-32