NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 43, NUMMER 1
Voormalig VN-functionaris Richard Falk: aanval Israel op Gaza was ‘grootschalige staatsterreur’
Nora Barrows-Friedman
Duizenden inwoners van de Strook van Gaza die als gevolg van het Israelische offensief van afgelopen zomer geen fatsoenlijk dak meer boven hun hoofd hebben, moesten een strenge winter zien door te komen. Volgens een voormalige functionaris van de Verenigde Naties is er sprake van een ‘humanitaire noodsituatie van de hoogste orde.’
‘Er lijkt overweldigend bewijs te zijn van grootschalige oorlogsmisdaden,’ verklaart Richard Falk, voormalige speciaal rapporteur voor de VN, tegenover The Electronic Intifada.
Desondanks blijven de Palestijnen verstoken van enige gerechtigheid, al was het maar in de vorm van dringende humanitaire hulp.
Volgens het Palestijnse nieuwsagentschap Ma’an bezweek in Khan Younis een baby van twee maanden aan de bittere kou in het huis van haar ouders, dat door het Israelische leger zwaar was beschadigd. De familie had geen andere keuze dan in het huis te blijven wonen, ondanks alle aangerichte schade.
‘Vanwege een gebrek aan alternatieve beschutting hebben veel van de bijna 110.000 Palestijnen die door Israelische bombardementen dakloos zijn gemaakt, hetzelfde gedaan,’ aldus Ma’an. ‘Velen van hen leven in tenten … de situatie is verergerd door het gebrek aan brandstof voor het opwekken van elektriciteit, wat betekent dat er maar zo’n acht uur per dag stroom is, en daarbij dan nog regelmatige stroomonderbrekingen.’
De enige elektriciteitscentrale van Gaza is afgelopen zomer door Israel gebombardeerd en brandstof is schaars tijdens de nu al bijna acht jaar durende Israelisch-Egyptische blokkade van Gaza. Twee Palestijnse tieners kwamen om toen er in hun huis brand uitbrak vanwege kaarsen die het gezin aanstak bij stroomuitval.
Eveneens in het zuiden van de Strook van Gaza werden honderden Palestijnen gedwongen te evacueren door overstromingen, meldde Ma’an. Velen leven in tijdelijke onderkomens of ‘onbewoonbare’, door Israelische bombardementen verwoeste huizen.
‘grootschalige staatsterreur’
Voormalig VN-functionaris Richard Falk – tot voor kort was hij Rapporteur van de VN-Raad van de Mensenrechten voor de Palestijnse Gebieden – noemt de nasleep van de Israelische aanval ‘grootschalige staatsterreur, gericht tegen de bevolking van Gaza als geheel’, waarvan de gevolgen niet minder dan ‘catastrofaal’ te noemen zijn.
Onlangs verscheen van zijn hand Palestine: The Legitimacy of Hope (Charlottesville: Just World Books, 2014; 237 pp.). The Electronic Intifada sprak met Falk over de Israelische aanvallen op Gaza en over de Palestijnse vrijheidsstrijd.
Nora Barrows-Friedman: Allereerst Gaza: de wederopbouw moet nog beginnen. Tienduizenden proberen deze zware wintermaanden zo goed en zo kwaad als het kan door te komen, en ook elementaire wederopbouw van de infrastructuur is tot op heden uitgebleven. Tijdens het Israelische offensief van 2008-2009 noemde u het afsluiten van de doorgangspunten rond Gaza ‘een nieuw soort oorlogsmisdaad’, aangezien mensen het Israelische geweld zo niet langer konden ontvluchten. Hetzelfde deed zich deze zomer voor. Kunt u als academicus en ervaren analist uw visie geven op wat wij deze zomer hebben gezien – en nu zien?
Richard Falk: Ik denk dat wij getuige zijn van een buitengewoon urgente humanitaire noodsituatie, ernstiger dan normale humanitaire noodsituaties omdat deze het gevolg is van de catastrofale aanval van afgelopen zomer, die ik beschouw als een daad van grootschalige staatsterreur, gericht tegen de bevolking van Gaza als geheel.
Het menselijk verlies moet je niet alleen meten aan het aantal doden en gewonden. De gehele bevolking werd onderworpen aan deze terroristische manier van oorlogvoering. Van wat ik heb gehoord, moeten maar liefst 425.000 kinderen in Gaza wegens zware stress worden behandeld. De omvang van deze gebeurtenis moet goed worden begrepen: het gaat hier om een gruweldaad van de eerste orde.
NBF: Onze medewerker Patrick O. Strickland meldde dat tijdens en na het offensief, mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch, evenals VN-onderzoekers – onder wie uw opvolger – de toegang tot Gaza door Israel en Egypte is ontzegd, zodat zij niet konden nagaan of er oorlogsmisdaden werden gepleegd. Hoe kan Israel aansprakelijk worden gesteld als het weigert transparant te zijn?
RF: Vanuit het standpunt van Israel is het natuurlijk begrijpelijk dat men dit verhaal zo veel mogelijk onder het tapijt wil schuiven. Maar de VN-Raad voor de Mensenrechten heeft een onderzoekscommissie benoemd, die onder leiding staat van William Schabas, een gerespecteerde Canadese hoogleraar op het gebied van het internationaal strafrecht. Of de commissie met eenzelfde document zal komen als het Goldstone-Rapport in 2009 is niet zeker, maar het is een commissie van hoog niveau, en er lijkt overweldigend bewijs van grootschalige oorlogsmisdaden. [Vanwege het (tegen betaling) verstrekken van een juridisch advies aan de PLO in 2012, heeft Schabas onder sterke Israelische druk zijn functie inmiddels moeten neerleggen; hij is vervangen door de Amerikaanse jurist Mary McGowan-Davis; red.].
De hoop is er dus op gericht dat de commissie met een gezaghebbend, algemeen geaccepteerd rapport komt – ook al zal het worden geblokkeerd door de Verenigde Staten met wat ik een geo-politiek veto noem, en wat in zekere zin veel erger is dan een constitutioneel veto. Het is immers achter gesloten deuren tot stand gekomen, zonder debat, zonder verantwoording, wat echter niet wegneemt dat het de VN belet met concrete actie gevolg te geven aan haar symbolische delegitimatie van wat Israel deze zomer heeft aangericht.
NBF: Ondertussen wint de kritiek van het maatschappelijk middenveld mondiaal aan kracht, met name sinds de aanvallen van deze zomer. Ik denk aan de groei van de campagne voor boycot, desinvesteren & sancties (BDS), die zowel op de campussen van universiteiten als bij lokale gemeenschappen steeds meer weerklank vindt. Kun u iets zeggen over de rol van het maatschappelijk middenveld, nu internationale organisaties als de VN nog altijd niet in staat zijn Israel aansprakelijk te stellen?
RF: Ik denk dat de groei van de rol van het maatschappelijk middenveld is toe te schrijven aan een combinatie van factoren: morele verontwaardiging over de aanvallen op Gaza, het in diskrediet raken van de diplomatieke aanpak van Oslo, de mislukking van de gesprekken onder leiding van [de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken] John Kerry, en de indruk dat het volstrekt uitblijven van betekenisvolle ontwikkelingen in het voordeel is geweest van Israel en in het nadeel van Palestina. De joodse nederzettingen zijn uitgebreid, er is een muur gebouwd, er zijn alleen voor joodse kolonisten toegankelijke wegen aangelegd: een soort landjepik, mogelijk gemaakt door het feit dat aan het internationaal recht in diplomatieke onderhandelingen geen enkele relevantie is toegekend.
Het als gevolg hiervan in diskrediet raken van de diplomatie, de toevlucht van de Palestijnen tot niet-gewelddadig verzet en de groei van een mondiaal maatschappelijk middenveld weerspiegelen naar mijn idee een nieuwe realiteit in de Palestijnse strijd. En die breidt zich op indrukwekkende wijze uit, met name in Europa, maar ook in de Verenigde Staten. Ik denk dat de hoop die de Palestijnen op dit punt koesteren veel te maken heeft met een verschuiving van het leiderschap - van politici in Ramallah naar mensen die de Palestijnen in het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen.
NBF:laten wij het hebben over uw boek, Palestine: The Legitimacy of Hope – waar gaat het over en wat bracht u ertoe om het nu te publiceren?
RF: Het geeft mijn gedachten over het conflict in de afgelopen zes jaar weer, deels gevormd door mijn ervaringen bij de VN, maar het is ook het product van iemand die heeft geprobeerd de ontwikkelingen te becommentariëren in een webblog. De kern van het boek is de keuze voor geweldloosheid door de Palestijnen, waaronder HAMAS. Het is een soort onderzoek naar de reden waarom de media hebben nagelaten deze verschuiving op te merken. Denk aan dappere acties van Palestijnen als hongerstakingen en andere vormen van geweldloos verzet.
Dit is volgens mij een zeer belangrijke ontwikkeling in de Palestijnse strijd, die in zijn vroegste stadium werd gekenmerkt door een periode van afhankelijkheid van de Arabische buurstaten, waarop een periode van gewapende strijd volgde. Tussen de bedrijven door werd er een beroep gedaan op de VN en de internationale gemeenschap, omdat die resoluties had aangenomen die de legitimiteit van Palestijnse grieven bevestigden. Er gebeurde echter niets. Toen kwam de diplomatie, en nu is er een nieuwe fase die, in mijn meest optimistische voorstellingen, zal uitlopen op wat ik een wereldwijde intifada (volksopstand) noem.
NBF: Vertelt u daar eens meer over, hoe zou die er dan uitzien?
RF: Die zal wat er nu al gebeurt sterk intensiveren, maar ook aan het licht brengen dat de mobilisatie van de bevolking een zodanige nieuwe realiteit heeft geschapen, dat de Israelische leiders hun eigen belangen opnieuw moeten afwegen – zoals wat er, in mijn ogen, in Zuid-Afrika is gebeurd. Van een plotselinge morele transformatie van het racistische leiderschap was destijds geen sprake. Veeleer waren de Zuid-Afrikaanse leiders tot de conclusie gekomen dat zij beter af waren indien zij met de oppositie in het reine kwamen en het ontstaan van een multiraciale constitutionele democratie toestonden, dan wanneer zij vasthielden aan de oude structuur van de apartheid.
Israel heeft het in zekere zin gemakkelijker: de blanke elite in Zuid-Afrika zag zich geconfronteerd met een gekleurde Afrikaanse meerderheid van vijf tegen één. Israel komt demografisch waarschijnlijk in de buurt van pariteit. Maar omdat het zo’n greep heeft op de Palestijnse economie en op de diplomatieke infrastructuur van de wereldpolitiek, bestaat voor de Palestijnen het gevaar dat na een dergelijke transformatie de huidige Israelische overheersing in gewijzigde vorm blijft voortbestaan.
Ik gebruik het woord ‘hoop’ en voer het discours van de hoop omdat de toekomst ongewis genoeg is om een morele en politieke basis te scheppen voor de strijd. Meer kunnen wij ook niet doen: optimistisch zijn over Palestijnse vooruitzichten is, beweren iets te weten wat je niet kunt weten.
Wel is het zo dat sinds de Tweede Wereldoorlog de strijd meestal is beslecht door de partij die het morele en juridische argument bezat – niet door de partij met de grootste militaire capaciteit. Alle antikoloniale oorlogen werden gewonnen door de militair zwakkere partij. De Verenigde Staten zouden deze les in Vietnam geleerd moeten hebben. In militaire zin domineerden zij dat conflict volledig, en toch verloren zij de oorlog. De Afghanen zeggen: ‘Jullie hebben de horloges, wij hebben de tijd’. Daarmee verwoorden zij de volharding van een strijd die gevoerd wordt door mensen die alles kunnen verliezen wanneer zij zich onderwerpen aan een overheersende of onderdrukkende kant, die omgekeerd juist veel heeft te winnen bij een compromis.
Als je het op die manier analyseert, is er denk ik genoeg hoop om je voor de strijd te blijven inzetten.
bron: The Electronic Intifada (Chicago), 9 januari 2015
Nora Barrows-Friedman is redacteur van The Electronic Intifada
vertaling: Carl Stellweg