NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 42, NUMMER 4
Boekbespreking
‘Gaza op mijn hoofd’ door Inge Neefs – een verbijsterend ooggetuigenverslag
Margot Heijnsbroek
Na de presentatie tijdens de NPK-bijeenkomst op 25 januari jl. in Amsterdam, ging haar boek als warme broodjes van de hand. Voor degenen die deze kans hebben gemist, schreef Margot Heijnsbroek een recensie.
De titel zegt het al: Inge Neefs schreef géén analytische studie van het Palestijns-Israelische conflict, noch een zogenaamd ‘neutrale’ beschrijving van ‘de situatie’, de uitdrukking waarmee Palestijnen de diepe impact van dit conflict voor hun levenssituatie aanduiden.
Wat het boek dan wél is? Een stellingnemend en overtuigend verslag – uit de eerste of hoogstens tweede hand – over de door de wereld genegeerde verontmenselijking van het leven in Gaza. Zoals Inge zelf in het eindhoofdstuk zegt, zij kwam, zag en beschreef vooral om tegenwicht te bieden aan de zowel in België als in Nederland dominerende vervalste presentatie van het conflict, waarin de slachtoffers als agressors, en de agressors als slachtoffers worden afgeschilderd.
In hoofdstuk 1 wordt de toon gezet, als Inge in schrijnende kleuren beschrijft hoe het Israëlische leger in de Nazzastraat, midden in Gaza-Stad, twee voetballende jongens – 10 en 18 jaar oud – de dood injaagt. En hoe daarna hetzelfde gebeurt met twee toevallige voorbijgangers die de jongens te hulp wilden schieten. Vier artilleriegranaten werden er afgevuurd, maar Israel geeft naderhand slechts toe dat één verdwaalde granaat enkele burgerslachtoffers heeft gemaakt. Een treffend voorbeeld van de systematische bagatellisering van de vrijwel dagelijks vallende burgerdoden. ‘Collateral damage’ heet dat.
In een ander hoofdstuk wordt een gezin, dat naar de zin van het Israelische leger te dicht bij de zogenaamde ‘veiligheidsgrens’ woont, midden in de nacht zijn huis uit gebombardeerd. De moeder komt om, haar man en kinderen, totaal in shock en van al hun bezit beroofd, achterlatend. Hoe gruwelijker de gebeurtenis, hoe ‘poëtischer’ Inge lijkt te schrijven, wat de ellende voor de lezer nóg realistischer maakt. Haar taalgebruik is zó indringend dat je, zolang het verhaal duurt, zelf die radeloze vader bent, of het jongste zoontje dat jaren na die traumatische gebeurtenis nog aan bedplassen lijdt. En ook daarna blijven de beelden, als met spijkers vastgenageld, lang in het geheugen haken.
Hoofdstuk na hoofdstuk stapelt genadeloos het ene voorbeeld van Gazaans lijden na het andere op je hoofd – tot de druk je te veel wordt en je het boek even terzijde legt. Hoewel Inge ons ook nu en dan deelgenoot maakt van positieve ervaringen, zoals het hartverwarmende welkom dat haar als buitenlandse bezoeker ten deel valt, vallen die bij alle ellende nauwelijks op. En als zich iets vrolijks voordoet, heeft dat al gauw een bittere bijsmaak. Zo roept Anaah, wanneer Inge, geschrokken van een onverhoeds overvliegende Israelische raket, toevlucht wil zoeken in een plastic tent: ‘Lach, je bent in Gaza!’
In de Inleiding vertelt Inge hoe zij betrokken raakte bij Palestina, en met name bij Gaza.
Het begon tijdens haar studie, toen zij het tot dan toe als ‘religieus’ getypeerde conflict als een koloniaal feit ontmaskerde en zij nieuwsgierig werd. De bombardementen op Gaza in de winter van 2008/2009 inspireerden haar om het voorjaar daarop naar het gebied af te reizen. Om echter op de Westelijke Jordaanoever te blijven steken – de poort naar Gaza bleek gesloten. Eind 2010 zou haar dat uiteindelijk lukken, na nóg een mislukte poging toen zij meevoer op de Challenger I, die deel uitmaakte van de tegen de blokkade van Gaza protesterende Freedom Flotilla. Met de bekende gevolgen: bij de aanval van de Israelische marine werden negen van de opvarenden gedood en zijn de overigen, na enige tijd gedetineerd te zijn geweest, het land uitgezet.
Zoals ik al zei: Gaza op mijn hoofd is géén historisch-wetenschappelijke analyse. Zo gaat Inge niet in op bijzonderheden van het zionistische kolonialisme. In feite is haar boek één grote aanklacht tegen het aan de bevolking van Gaza toegebrachte leed, dat begon toen meer dan 60 procent van hen hun woonplaats in ‘Palestina ’48’, het huidige Israel, moest ontvluchten of eruit werd verdreven (dit percentage betreft de vluchtelingen van destijds plus hun nakomelingen). Grotendeels beschrijft het boek door Israel veroorzaakt leed: aan dakloos en/of werkloos geraakte bewoners van Gaza in een door de blokkade vernietigde economie; aan vissers die voor hun vangst op de 3-mijlszone zijn aangewezen, maar ook daarbinnen bloot staan aan geweld en arrestaties; aan kinderen wier ouders zijn vermoord, als vermeende terrorist of als ‘collateral damage’; aan vrouwen wier man en/of zonen jarenlang zijn gedetineerd, vaak om ‘administratieve’ redenen.
Daarnaast getuigt het boek van leed dat het ene deel van de bevolking het andere toebrengt: leden van de heersende HAMAS aan (voorheen) FATAH-aanhangers; radicale islamisten aan meer rekkelijke moslims; met de traditie vergroeide ouderen aan jongeren die een moderne levenswijze nastreven; en patriarchale mannen aan vrouwen die vrijheid willen.
Maar waarvan Inge ook getuigt, altijd overtuigt zij. Niet alleen omdat het om werkelijke mensen gaat, maar vooral dankzij haar veelkleurige woordenpalet waarmee zij hen zó volledig en levendig neerzet, dat de lezer hen persoonlijk lijkt te leren kennen.
Naast de vele getuigenissen bevat het boek soms interessante stukjes historie: zo schetst Inges vriendin in Gaza en medeschrijfster Anaah in het hoofdstuk ‘De Nakba leeft’ een realistisch beeld van de herhaalde verdrijving van haar familie, in 1948 én in 1967. Ook trakteert Inge haar lezers, vaak terloops, op typisch Gazaanse feiten. Zoals in het hoofdstuk ‘Het stopt niet’, waarin in detail de illegale nagelbommen worden beschreven, die Israel tegen de burgerbevolking inzet. Zo’n bom bestaat uit 5000 tot 8000 smalle metalen dolkjes van elk vier centimeter lang, en als hij op 30 meter hoogte ontploft heeft hij een actieradius van 30 bij 100 meter. Vandaar dus de vele slachtoffers …
Terugkomend op de hierboven al genoemde meeschrijvende vriendin: in de Inleiding licht Inge toe hoe zij aanvankelijk heeft overwogen zelf helemaal geen rol in het boek te spelen, maar na veel wikken en wegen besloot om vanuit twee stemmen te spreken: die van haar, afgewisseld met die van Anaah. Dit met het argument: ‘twee perspectieven maken zowel de spiegels als de kijkopening van de caleidoscoop een stuk breder.’ Waarmee ik tegelijk het enige minpuntje van het boek aanroer. Want ondanks respect voor haar keuze, de manier waarop zij het dubbelperspectief hanteert, levert wel vragen op en soms ook verwarring.
Zo begint het laatste hoofdstuk, evenals enkele daarvóór, na een cursief gedrukte introductie van Anaah met twee verhalen van haar hand, om echter zonder explicitering te vervolgen met een derde deel, waarin ik opeens weer Inges stem meende te herkennen.
Nog enigszins in twijfel begon ik de Inhoudsopgave te raadplegen, om hierin echter geen duidelijkheid te vinden over wie wat precies heeft geschreven. Bij herlezing begon ik dan ook overal te twijfelen en te checken: spreekt Inge nu hier – of toch Anaah?
Deze verwarring had voorkomen kunnen worden door in zowel de hoofdstukken als in de Inhoudsopgave telkens te vermelden welke schrijfster aan het woord is.
Een wat pijnlijke misser, te meer omdat Inge het zo belangrijk zegt te vinden om Palestijnen niet het recht op zelfpresentatie te ontnemen (zie begin laatste deel van slothoofdstuk, met als titel ‘De schoenen van de waarheid’).
Maar dit doet niets af aan de indrukwekkende inhoud van dit boek, dat ik van harte aanbeveel bij eenieder die Palestina en Gaza een warm hart toedraagt. Het zal zeker het inzicht van de lezer in ‘de Gazaanse situatie’ verdiepen, en – misschien nog belangrijker – deze helpen om zich voor te kunnen stellen hoe het voelt als de nachtelijke stilte voortdurend wordt verstoord door zoemende zanaana’s (de Palestijnse aanduiding voor drones, wat letterlijk vertaald ‘gebrom’ betekent ), die elk moment hun dodelijke lading over je hoofd uit kunnen spuwen. En ook hoe het leven voor veel vrouwen en jongeren daar als een uitzichtloze hel moet voelen – in de eerste plaats door toedoen van de Israelische agressie en blokkade, maar ook als gevolg van de politiek van het sociaal-conservatieve en autoritaire HAMAS-bewind. Als er in Gaza ooit meer persoonlijke vrijheid ontstaat, is dat vast dankzij hún enorme soemoed !
Gaza op mijn hoofd is kortom een rijk en verrijkend boek. Maar wat voor veel boeken over Palestina geldt, dreigt ook voor dit boek op te gaan: dat het buiten de kring van geïnteresseerden en activisten nauwelijks bekendheid krijgt. Dus neem er een paar in voorraad, als verjaardagsgeschenk voor vrienden en familie – verrassing gegarandeerd!
-----
Inge Neefs, Gaza op mijn hoofd; Berchem, Antwerpen: Uitgeverij EPO, 2013; 246 pp.
Margot Heijnsbroek is auteur van Reisdoel Palestina; Breda: Uitgeverij Papieren Tijger, 2010 (tweede herziene druk); 194 pp.
Soemoed – jaargang 42, nummer 4 (juli-augustus 2014)
‘Gaza op mijn hoofd’ door Inge Neefs – een verbijsterend ooggetuigenverslag
Margot Heijnsbroek
Na de presentatie tijdens de NPK-bijeenkomst op 25 januari jl. in Amsterdam, ging haar boek als warme broodjes van de hand. Voor degenen die deze kans hebben gemist, schreef Margot Heijnsbroek een recensie.
De titel zegt het al: Inge Neefs schreef géén analytische studie van het Palestijns-Israelische conflict, noch een zogenaamd ‘neutrale’ beschrijving van ‘de situatie’, de uitdrukking waarmee Palestijnen de diepe impact van dit conflict voor hun levenssituatie aanduiden.
Wat het boek dan wél is? Een stellingnemend en overtuigend verslag – uit de eerste of hoogstens tweede hand – over de door de wereld genegeerde verontmenselijking van het leven in Gaza. Zoals Inge zelf in het eindhoofdstuk zegt, zij kwam, zag en beschreef vooral om tegenwicht te bieden aan de zowel in België als in Nederland dominerende vervalste presentatie van het conflict, waarin de slachtoffers als agressors, en de agressors als slachtoffers worden afgeschilderd.
In hoofdstuk 1 wordt de toon gezet, als Inge in schrijnende kleuren beschrijft hoe het Israëlische leger in de Nazzastraat, midden in Gaza-Stad, twee voetballende jongens – 10 en 18 jaar oud – de dood injaagt. En hoe daarna hetzelfde gebeurt met twee toevallige voorbijgangers die de jongens te hulp wilden schieten. Vier artilleriegranaten werden er afgevuurd, maar Israel geeft naderhand slechts toe dat één verdwaalde granaat enkele burgerslachtoffers heeft gemaakt. Een treffend voorbeeld van de systematische bagatellisering van de vrijwel dagelijks vallende burgerdoden. ‘Collateral damage’ heet dat.
In een ander hoofdstuk wordt een gezin, dat naar de zin van het Israelische leger te dicht bij de zogenaamde ‘veiligheidsgrens’ woont, midden in de nacht zijn huis uit gebombardeerd. De moeder komt om, haar man en kinderen, totaal in shock en van al hun bezit beroofd, achterlatend. Hoe gruwelijker de gebeurtenis, hoe ‘poëtischer’ Inge lijkt te schrijven, wat de ellende voor de lezer nóg realistischer maakt. Haar taalgebruik is zó indringend dat je, zolang het verhaal duurt, zelf die radeloze vader bent, of het jongste zoontje dat jaren na die traumatische gebeurtenis nog aan bedplassen lijdt. En ook daarna blijven de beelden, als met spijkers vastgenageld, lang in het geheugen haken.
Hoofdstuk na hoofdstuk stapelt genadeloos het ene voorbeeld van Gazaans lijden na het andere op je hoofd – tot de druk je te veel wordt en je het boek even terzijde legt. Hoewel Inge ons ook nu en dan deelgenoot maakt van positieve ervaringen, zoals het hartverwarmende welkom dat haar als buitenlandse bezoeker ten deel valt, vallen die bij alle ellende nauwelijks op. En als zich iets vrolijks voordoet, heeft dat al gauw een bittere bijsmaak. Zo roept Anaah, wanneer Inge, geschrokken van een onverhoeds overvliegende Israelische raket, toevlucht wil zoeken in een plastic tent: ‘Lach, je bent in Gaza!’
In de Inleiding vertelt Inge hoe zij betrokken raakte bij Palestina, en met name bij Gaza.
Het begon tijdens haar studie, toen zij het tot dan toe als ‘religieus’ getypeerde conflict als een koloniaal feit ontmaskerde en zij nieuwsgierig werd. De bombardementen op Gaza in de winter van 2008/2009 inspireerden haar om het voorjaar daarop naar het gebied af te reizen. Om echter op de Westelijke Jordaanoever te blijven steken – de poort naar Gaza bleek gesloten. Eind 2010 zou haar dat uiteindelijk lukken, na nóg een mislukte poging toen zij meevoer op de Challenger I, die deel uitmaakte van de tegen de blokkade van Gaza protesterende Freedom Flotilla. Met de bekende gevolgen: bij de aanval van de Israelische marine werden negen van de opvarenden gedood en zijn de overigen, na enige tijd gedetineerd te zijn geweest, het land uitgezet.
Zoals ik al zei: Gaza op mijn hoofd is géén historisch-wetenschappelijke analyse. Zo gaat Inge niet in op bijzonderheden van het zionistische kolonialisme. In feite is haar boek één grote aanklacht tegen het aan de bevolking van Gaza toegebrachte leed, dat begon toen meer dan 60 procent van hen hun woonplaats in ‘Palestina ’48’, het huidige Israel, moest ontvluchten of eruit werd verdreven (dit percentage betreft de vluchtelingen van destijds plus hun nakomelingen). Grotendeels beschrijft het boek door Israel veroorzaakt leed: aan dakloos en/of werkloos geraakte bewoners van Gaza in een door de blokkade vernietigde economie; aan vissers die voor hun vangst op de 3-mijlszone zijn aangewezen, maar ook daarbinnen bloot staan aan geweld en arrestaties; aan kinderen wier ouders zijn vermoord, als vermeende terrorist of als ‘collateral damage’; aan vrouwen wier man en/of zonen jarenlang zijn gedetineerd, vaak om ‘administratieve’ redenen.
Daarnaast getuigt het boek van leed dat het ene deel van de bevolking het andere toebrengt: leden van de heersende HAMAS aan (voorheen) FATAH-aanhangers; radicale islamisten aan meer rekkelijke moslims; met de traditie vergroeide ouderen aan jongeren die een moderne levenswijze nastreven; en patriarchale mannen aan vrouwen die vrijheid willen.
Maar waarvan Inge ook getuigt, altijd overtuigt zij. Niet alleen omdat het om werkelijke mensen gaat, maar vooral dankzij haar veelkleurige woordenpalet waarmee zij hen zó volledig en levendig neerzet, dat de lezer hen persoonlijk lijkt te leren kennen.
Naast de vele getuigenissen bevat het boek soms interessante stukjes historie: zo schetst Inges vriendin in Gaza en medeschrijfster Anaah in het hoofdstuk ‘De Nakba leeft’ een realistisch beeld van de herhaalde verdrijving van haar familie, in 1948 én in 1967. Ook trakteert Inge haar lezers, vaak terloops, op typisch Gazaanse feiten. Zoals in het hoofdstuk ‘Het stopt niet’, waarin in detail de illegale nagelbommen worden beschreven, die Israel tegen de burgerbevolking inzet. Zo’n bom bestaat uit 5000 tot 8000 smalle metalen dolkjes van elk vier centimeter lang, en als hij op 30 meter hoogte ontploft heeft hij een actieradius van 30 bij 100 meter. Vandaar dus de vele slachtoffers …
Terugkomend op de hierboven al genoemde meeschrijvende vriendin: in de Inleiding licht Inge toe hoe zij aanvankelijk heeft overwogen zelf helemaal geen rol in het boek te spelen, maar na veel wikken en wegen besloot om vanuit twee stemmen te spreken: die van haar, afgewisseld met die van Anaah. Dit met het argument: ‘twee perspectieven maken zowel de spiegels als de kijkopening van de caleidoscoop een stuk breder.’ Waarmee ik tegelijk het enige minpuntje van het boek aanroer. Want ondanks respect voor haar keuze, de manier waarop zij het dubbelperspectief hanteert, levert wel vragen op en soms ook verwarring.
Zo begint het laatste hoofdstuk, evenals enkele daarvóór, na een cursief gedrukte introductie van Anaah met twee verhalen van haar hand, om echter zonder explicitering te vervolgen met een derde deel, waarin ik opeens weer Inges stem meende te herkennen.
Nog enigszins in twijfel begon ik de Inhoudsopgave te raadplegen, om hierin echter geen duidelijkheid te vinden over wie wat precies heeft geschreven. Bij herlezing begon ik dan ook overal te twijfelen en te checken: spreekt Inge nu hier – of toch Anaah?
Deze verwarring had voorkomen kunnen worden door in zowel de hoofdstukken als in de Inhoudsopgave telkens te vermelden welke schrijfster aan het woord is.
Een wat pijnlijke misser, te meer omdat Inge het zo belangrijk zegt te vinden om Palestijnen niet het recht op zelfpresentatie te ontnemen (zie begin laatste deel van slothoofdstuk, met als titel ‘De schoenen van de waarheid’).
Maar dit doet niets af aan de indrukwekkende inhoud van dit boek, dat ik van harte aanbeveel bij eenieder die Palestina en Gaza een warm hart toedraagt. Het zal zeker het inzicht van de lezer in ‘de Gazaanse situatie’ verdiepen, en – misschien nog belangrijker – deze helpen om zich voor te kunnen stellen hoe het voelt als de nachtelijke stilte voortdurend wordt verstoord door zoemende zanaana’s (de Palestijnse aanduiding voor drones, wat letterlijk vertaald ‘gebrom’ betekent ), die elk moment hun dodelijke lading over je hoofd uit kunnen spuwen. En ook hoe het leven voor veel vrouwen en jongeren daar als een uitzichtloze hel moet voelen – in de eerste plaats door toedoen van de Israelische agressie en blokkade, maar ook als gevolg van de politiek van het sociaal-conservatieve en autoritaire HAMAS-bewind. Als er in Gaza ooit meer persoonlijke vrijheid ontstaat, is dat vast dankzij hún enorme soemoed !
Gaza op mijn hoofd is kortom een rijk en verrijkend boek. Maar wat voor veel boeken over Palestina geldt, dreigt ook voor dit boek op te gaan: dat het buiten de kring van geïnteresseerden en activisten nauwelijks bekendheid krijgt. Dus neem er een paar in voorraad, als verjaardagsgeschenk voor vrienden en familie – verrassing gegarandeerd!
-----
Inge Neefs, Gaza op mijn hoofd; Berchem, Antwerpen: Uitgeverij EPO, 2013; 246 pp.
Margot Heijnsbroek is auteur van Reisdoel Palestina; Breda: Uitgeverij Papieren Tijger, 2010 (tweede herziene druk); 194 pp.
Soemoed – jaargang 42, nummer 4 (juli-augustus 2014)