Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 42, NUMMER 4

de Misdaad van Apartheid – niet aan plaats of tijd gebonden
 
Adri Nieuwhof
 
Apartheid is tot een misdrijf verklaard in reactie op het racistische beleid en de praktijken van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. In Zuid-Afrika was apartheid vooral gebaseerd op arbitrair vastgestelde raciale verschillen. De in het internationaal recht gehanteerde definitie van een ‘raciale groep’ en het wereldwijde verbod op rassendiscriminatie is echter veel meer met sociale eigenschappen verbonden.
 
Zuid-Afrika is eeuwenlang gekoloniseerd geweest door Nederlanders en Britten. Veel afstammelingen van de Nederlandse kolonisten steunden de Nationale Partij, die in 1915 is opgericht en haar politieke idealen inzake de superioriteit van het ‘witte’ ras.
 
Vanaf de jaren dertig gebruikte haar leider Daniel F. Malan de term ‘apartheid’. Op basis daarvan wilde hij de overheersing door de blanken – in het bijzonder door Afrikaners – veiligstellen.
 
Toen de Nationale Partij in 1948 aan de macht kwam, begon zij haar racistische opvattingen vast te leggen in wetten. Voordien waren er al Apartheidswetten aangenomen, waaronder de Natives Land Act van 1913, die het verkopen of pachten van grond van blanken aan zwarten illegaal verklaarde, behalve als het om grond in de reservaten ging.
 
Hendrik Verwoerd die van Nederlandse afkomst was – geboren op de Jacob van Lennepkade 16 in Amsterdam – was, net als Malan een leider van de Nationale Partij. Algemeen wordt hij gezien als de architect van apartheid. In de jaren vijftig werd hij benoemd tot minister van Native Affairs (Inboorlingenzaken) en hij was van 1958 tot 1966 premier van Zuid-Afrika (in 1966 werd hij in het Parlement met messteken om het leven gebracht door een medewerker van het parlement, Dmitri Tsafendas).
 
Volledige scheiding van de verschillende raciale groepen was het kernthema van apartheid. De bevolking werd ingedeeld in ‘Europeanen’ of blanken, zwarten, zogenaamde ‘kleurlingen’ en Indiërs. Deze indeling was willekeurig, want de Japanse bevolkingsgroep werd tot ‘ereblanken’ verklaard. Elke groep had verschillende rechten, waarbij basisrechten aan zwarte burgers werden onthouden, terwijl zij de meerderheid van de bevolking uitmaakten (80 procent). Zwarte Zuid-Afrikanen werden verder willekeurig in etnische groepen onderverdeeld.
 
Apartheidswetten
 
Apartheid werd door de regerende Nationale Partij als overheidsbeleid geïnstitutionaliseerd. Veel wetten werden aangenomen om de superioriteit van de blanke kolonisten over de inheemse Afrikaanse bevolking te bevestigen.
 
Zo werden in 1949 huwelijken tussen blanken en leden van andere raciale groepen verboden. Een jaar later verbood het regime zogenaamde immorele handelingen, waardoor ook buitenechtelijke sex tussen witte en zwarte mensen strafbaar werd.
 
De wet op de bevolkingsregistratie van 1950 leidde tot een landelijke registratie van het ras van elke persoon. De Race Classification Board nam het finale besluit over iemands ras in geval de classificering werd aangevochten. Geïnspireerd door racistische theorieën over biologisch determinisme werden ‘testen’ ontwikkeld, bijvoorbeeld de haartextuurtest. Een potlood werd in iemands gekrulde haar gestoken. Als het potlood niet uit het haar viel, dan had men het haar van een ‘kleurling’ in tegenstelling tot dat van een ‘blanke’.
 
Sandra Laing werd op deze manier als ‘kleurling’ geclassificeerd door haar huidskleur en haar. Zij was het kind van tenminste drie generaties witte voorouders. Zij werd in 1965 als tienjarige van haar school gestuurd die uitsluitend voor blanken was. Het besluit ontwrichtte het leven van haar familie en dat van haar als volwassene.
 
Sandra's voorbeeld laat zien hoe intens onmenselijk het is om burgers in te delen in raciale groepen, zoals dat ten tijde van het apartheidsregime het geval was.
 
Maar het regime ging nog veel verder dan het indelen van de bevolking in raciale groepen. Het fysiek scheiden van groepen werd ook aangepakt via een pakket van samenhangende wetten, die er stap voor stap toe leidden dat zwarten hun burgerschapsrechten werden ontnomen.
 
In 1950 werd bijvoorbeeld een wet op de fysieke scheiding van rassen aangenomen. Mensen werden gedwongen te verhuizen als  ze in de ‘verkeerde’ gebieden woonden.
 
Een jaar later kreeg de Minister van Native Affairs – de eerdergenoemde Hendrik Verwoerd – de bevoegdheid om zwarten van staatsgrond of van grond die in eigen bezit was, te verwijderen en hervestigingskampen voor ontheemden op te richten (Prevention of Illegal Squatting Act).
 
In 1956 is een wet aangenomen die de zwarte bevolking de mogelijkheid ontnam om hun gedwongen verhuizing bij de rechter aan te vechten (Natives (Prohibition of Interdicts) Act).
 
Op basis van deze wet werd District Six in Kaapstad tot blank gebied verklaard. Begin jaren tachtig zijn alle inwoners door middel van gedwongen verhuizingen verdreven. Ruim 60.000 bewoners werden gehervestigd in de ‘Cape Flats’ township. Alle huizen in District Six zijn met de grond gelijk gemaakt.
 
Dit beleid van rassenscheiding is met andere wetten verder uitgebreid.
 
De Bantu Authorities Act van 1951 regelde de oprichting van zwarte thuislanden of Bantustans met als doel zelfbestuur in deze thuislanden mogelijk te maken. Dit werd gevolgd door de Natives Laws Amendment Act uit 1952 die het recht op een permanent verblijf in steden voor delen van de zwarte bevolking inperkte.
 
Met het van kracht worden van de Promotion of Bantu Self-Government Act in 1959 werd de zwarte bevolking vervolgens in acht etnische groepen ingedeeld. Elke groep kreeg een eigen Algemeen Commissaris, die de taak had om het thuisland te ontwikkelen, zodat de betrokken groep zichzelf ‘onafhankelijk’ – zonder interventie van de blanken – kon besturen. De ware, racistische motieven achter dit zogenaamde zelfbestuur werden duidelijk, toen in 1970 de Bantu Homelands Citizens Act werd aangenomen. Alle zwarte inwoners werden op basis van deze wet gedwongen om burger te worden van het thuisland voor ‘hun’ groep. Het deed er niet toe of men er ooit gewoond had of niet. Deze wet ontnam hen het Zuid-Afrikaanse staatsburgerschap.
 
Het apartheidsregime nam voorts wetten aan om verzet tegen zijn politiek de kop in te drukken. Zo is in 1950 de Suppression of Communism Act aangenomen. Iedere oproep tot fundamentele verandering of deelname in organisaties die hiervoor pleiten, kon strafbaar gesteld worden. En in 1953 volgde een stakingsverbod voor zwarten, terwijl blanken dit recht behielden.
 
De Unlawful Organizations Act van 1960 gaf het regime de macht om een organisatie onwettig te verklaren als deze ‘een dreiging voor de openbare orde’ vormde. Het African National Congress (ANC) en het Pan Africanist Congress [of Azania] (PAC) werden buiten de wet geplaatst en onmiddellijk verboden.
 
De Terrorism Act van 1967 maakt opsluiting van anti-apartheid activisten voor onbepaalde tijd en zonder proces mogelijk.
 
Andere wetten die de rechten van de zwarte bevolking verder inperkten waren:
 
De Natives (Abolition of Passes and Co-ordination of Documents) Act van 1952 (beter bekend als de Pass Laws Act, ofwel de Pasjeswet), die zwarte personen verplichtte om altijd een identiteitsbewijs bij zich te dragen. Op de pas stond een foto van de pashouder, informatie over diens plaats van herkomst, arbeidsverleden, belastingbetalingen en contact met de politie. Het niet kunnen tonen van de pas was strafbaar. Een zwarte persoon had een vergunning nodig om ‘zijn’ gebied te verlaten, bijvoorbeeld om werk te zoeken.
 
Een ander voorbeeld is de Reservation of Separate Amenities Act van 1953, inzake de scheiding van openbare diensten, gebouwen en transport, bedoeld om elk contact tussen blanken en andere rassen zoveel mogelijk uit te sluiten. Overal verschenen de bordjes ‘Europeans Only’ en ‘Non-Europeans Only’. Bovendien stond de wet toe dat de verleende diensten aan witte personen niet gelijk hoefden te zijn aan die aan zwarte personen.
 
De Bantu Education Act uit 1953 regelde onderwijs dat ‘gepast’ was voor de zwarte bevolking en aansloot bij ‘hun’ aard en behoefte. Dat wil zeggen die vaardigheden, die nodig waren om in de behoefte van hun eigen mensen in de thuislanden te voorzien of om als arbeider onder zwarte bazen te werken. Verwoerd hierover:
Er is geen plaats voor [de zwarte] in de Europese [blanke] gemeenschap boven een zeker niveau of bepaalde vormen van arbeid ... Wat heeft het voor zin om het zwarte kind wiskunde te leren als dit toch niet in de praktijk gebruikt kan worden?
 
Apartheid een misdrijf
 
De Verenigde Naties veroordeelden apartheid als strijdig met Artikel 55 en 56 van het Handvest van de VN. De Algemene Vergadering deed dit jaarlijks van 1952 tot 1990. De Veiligheidsraad volgde na 1960 met regelmatige veroordelingen.
 
In Artikel 55 van het VN Handvest staat dat de Verenigde Naties zich zal inzetten voor het bevorderen van ‘universele eerbiediging en inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst’. Artikel 56 stelt dat alle VN-lidstaten gezamenlijk en afzonderlijk zullen optreden om dit in samenwerking met de VN te bereiken.
 
Het Zuid-Afrikaanse regime reageerde niet op de VN-oproepen om een einde te maken aan apartheid en de rechten van al haar burgers te respecteren. Daarom vergrootte de VN de druk op het regime door apartheid tot een internationaal misdrijf te verklaren.
 
Op 30 november 1973 nam de Algemene Vergadering van de VN de International Convention on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid aan, ook wel de Apartheid Conventie genoemd. Artikel 1 van de Conventie bevestigt de onwettigheid van apartheid en verklaart dat ‘onmenselijke daden die voortvloeien uit het beleid en de praktijken van apartheid en vergelijkbaar beleid en praktijken van rassenscheiding en discriminatie’ internationale misdrijven zijn.
 
In Artikel 2 van de Conventie wordt het Misdrijf van Apartheid gedefinieerd als ‘inhumane daden die worden bedreven met het doel overheersing van een raciale groep personen door een andere groep personen te bewerkstelligen en te handhaven en hen stelselmatig te onderdrukken’.

De volgende daden zijn onderdeel van het Misdrijf van Apartheid:

- moord, marteling, onmenselijke behandeling en willekeurige arrestatie van leden van een raciale groep;
- opleggen van levensomstandigheden aan een raciale groep om de fysieke vernietiging van de groep te bereiken;
- wettelijke maatregelen die onderscheid maken op politieke, sociale, economische en culturele terreinen;
- maatregelen die de bevolking langs raciale lijnen verdelen door de instelling van gescheiden woongebieden voor raciale groepen;
- verbod op interraciale huwelijken;
- vervolging van personen die tegen apartheid zijn.
 
De Apartheid Conventie is in algemene termen gesteld en is daarom niet tot Zuid-Afrika beperkt. Dit werd in 1977 bevestigd door apartheid als een ‘ernstige schending’ te erkennen in het Toegevoegd Protocol I van de Conventies van Genève van 1949, zonder enige geografische verwijzing.
 
Apartheid is eveneens als misdrijf genoemd in de Draft Code of Crimes Against the Peace and Security of Mankind die door de Internationaal Recht Commissie (International Law Commission) van de VN werd aangenomen in 1991, zonder verwijzing naar Zuid-Afrika.
 
En in 1998 werd de ‘Misdaad van Apartheid’ opgenomen in het Verdrag van Rome van het Internationaal Gerechtshof als een misdaad tegen de menselijkheid.
 
Met andere woorden, terwijl de Apartheid Conventie tot stand kwam in reactie op apartheid in Zuid-Afrika, werd een algemeen verbod tegen apartheid als misdaad tegen de menselijkheid ingesteld niet alleen via het Toegevoegde Protocol I bij de Conventies van Genève en het Verdrag van Rome van het Internationaal Gerechtshof, maar ook via nationale militaire handboeken in diverse landen waaronder Nederland en in nationale wetgeving. De Misdaad van Apartheid is ook opgenomen in de Nederlandse Wet op Internationale Misdrijven.
 
het concept van raciale groepen
 
De voorbeelden uit Zuid-Afrika maken duidelijk dat de indeling in raciale groepen niet zo eenduidig was als sommigen wel denken. De willekeur wordt bijzonder helder door de instelling van de raciale groep ‘ere-blanken’ voor de Japanse bevolking.
 
De International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Oppression uit 1965 hanteert een meer pragmatische opvatting van raciale groepen. De Conventie roept op tot de uitbanning van rassendiscriminatie zonder enige verwijzing naar de betekenis van ‘ras’. Integendeel, de Conventie zegt simpelweg dat ‘elke doctrine waarin superioriteit is gebaseerd op rassenonderscheid wetenschappelijk onjuist is’.
 
Het wettelijke concept van rassendiscriminatie wordt in Artikel 1 gedefinieerd als ‘elk onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur gebaseerd op ras, kleur, afstamming of nationale of etnische oorsprong (...)’.
 
Deze brede en praktische definitie geeft het centrale doel van de wereldwijde campagne om een eind te maken aan rassendiscriminatie weer, een definitie die in veel verschillende landen is toegepast door het VN-Comité dat toezicht houdt op de toepassing van de Conventie (Committee on the Elimination of Racial Discrimination).
 
Indien een groep zichzelf als zodanig identificeert, en anderen identificeren de leden ervan ook zo, bijvoorbeeld door discriminerende praktijken, dan is bescherming onder de Conventie van toepassing. Het VN-Comité heeft eerder geconcludeerd dat bepaalde gediscrimineerde groepen, die traditioneel niet gezien worden als een ‘ras’ onder de Conventie vallen. Bijvoorbeeld bepaalde kasten in Zuid-Azië; niet-burgers zoals migrantenarbeiders; en nomadische volken. Zij hebben allemaal discriminerende praktijken ondervonden volgens de definitie van de Conventie.
 
Met andere woorden, de ontwerpers van de Conventie wilden niet dat een ‘raciale groep’ werd beperkt tot biologische eigenschappen zoals bij een etnische groep of huidskleur. Sociale eigenschappen als iemands sociale klasse, economische positie, wettelijke status of levensstijl zijn net zo belangrijk of doen er vaak meer toe.
 
-----

Adri Nieuwhof steunde het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) in zijn strijd voor vrijheid en gelijkheid, als medewerker van het Komitee Zuidelijk Afrika (1978-1991); de afgelopen tien jaar heeft zij als onafhankelijke consultant veel gewerkt met Palestijnse en Israelische organisaties die zich inzetten voor verandering; zij publiceert over de ontwikkelingen in Palestina en Israel, met bijzondere aandacht voor de rol van bedrijven bij Israels schendingen van het internationaal recht en voor politieke gevangenen.
 

Soemoed – jaargang 42, nummer 4 (juli-augustus 2014); pp. 17-19
Meer over Soemoed
index Soemoed - jaargang 42, nummer 4