NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 42, NUMMER 2-3
Na acht maanden intensieve Amerikaanse diplomatie is ‘het vredesproces’ voor de zoveelste maal vastgelopen. Het deed de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry, verzuchten dat het tijd was voor een ‘reality check’.
In de media is veel gezegd en geschreven over waarom het deze keer is misgegaan: Israel kwam zijn verplichting niet na om uiterlijk 29 maart de laatste 26 (van de overeengekomen 104) Palestijnse politieke gevangenen vrij te laten; daarop zette de PLO/PNA de formele stap om Palestina – een ‘niet-lid waarnemer-staat’ van de Verenigde Naties – tot 15 VN-verdragen en VN-organisaties te laten toetreden (waaronder de Vierde Conventie van Genève die op bezetting door een vreemde mogendheid betrekking heeft); vervolgens gaf Israel de bouwvergunning vrij voor 108 woningen in de joodse nederzetting Gilo in Oost-Jeruzalem en staakte het de uitbetaling aan de PNA van ingehouden belastinggeld.
Kerry heeft laten weten dat hij vooral Israel verantwoordelijk acht voor het vastlopen van het overleg. Dat was opmerkelijk, omdat bij eerdere gelegenheden de Palestijnen daarvan – ten onrechte – de schuld kregen. Die uitspraak kwam Kerry te staan op harde woorden van prominente Israelische politici, die stelden dat diens verwijt aan het adres van Israel in het gunstigste geval blijk gaf vooringenomenheid, in het ongunstigste geval een uiting van antisemitisme was. Dat laatste is een pikante aantijging, gegeven Kerry’s joodse wortels (zijn Oostenrijke grootvader liet de familienaam Kohn in Kerry wijzigen bij zijn overstap van het joodse geloof naar het katholicisme; op grond van het hebben van tenminste één joodse grootouder zou Kerry bij immigratie naar Israel automatisch het Israelische staatsburgerschap verleend worden).
De context waarin de ‘onderhandelingen’ plaatsvonden, is veelzeggend geweest: in de periode van overleg – van juli 2013 tot maart jongstleden – is volgens het Israelische Bureau voor de Statistiek de bouw van woningen in de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) met 123 procent gestegen ten opzichte van 2012 (ter vergelijking: in Israel zelf ging het om een stijging met 4 procent). Kortom, ‘onderhandelingen’ of geen onderhandelingen, in versneld tempo is Israel doorgegaan met het creëren van feiten op de grond, die van grote negatieve invloed zijn op de uitkomst van welke regeling met de Palestijnen dan ook.
Ook op een ander terrein is het meer van hetzelfde geweest: in genoemde periode zijn er 56 Palestijnen door Israelische militairen gedood, 146 woonhuizen van Palestijnen met de grond gelijk gemaakt en 550 aanvallen van joodse kolonisten op Palestijnen geregistreerd (omgekeerd kwamen 5 joodse kolonisten door Palestijns geweld om het leven).
De ‘onderhandelingen’ zijn voorts niet gegaan over de zogeheten final status issues – grenzen, joodse nederzettingen, water, de status van Jeruzalem, implementatie van de rechten van de Palestijnse vluchtelingen – maar door Israel omgebogen naar kwesties als erkenning door de Palestijnen van Israel als Joodse Staat en blijvende Israelische militaire aanwezigheid in (lees: bezetting van) de Jordaanvallei. Omdat op deze punten geen vorderingen zijn gemaakt, drong Israel aan op een verlenging van het overleg met nog eens negen maanden. Zonder inwilliging door Israel van een reeks voorwaarden vooraf, waren de Palestijnse onderhandelaars daartoe niet bereid.
Voor Israel zal het vastlopen van het overleg en de diplomatieke stappen die de Palestijnen nadien hebben gezet, een vrijbrief vormen om de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever in verhoogd tempo voort te zetten. Voor de Palestijnen zijn de gevolgen daarvan zeer ernstig. Tegelijk ondergraaft voortdurende, directe overheersing van de Palestijnen de positie van Israel in de wereld. Temeer omdat het veiligstellen van joods-Israelische hegemonie hand in hand gaat met apartheid jegens de autochtone Palestijnse bevolking. Pleitbezorgers van Israel vrezen een groeiend isolement van dat land.
Nu al zien wij dat de steun voor Israel op het niveau van de VN begint af te brokkelen. Ook de Europese Unie is zich kritischer tegenover Israel gaan opstellen. De grootste uitdaging voor Israel lijkt evenwel te komen van de kant van de wereldwijde civil society, in de vorm van de BDS-campagne (Boycot, Desinvesteren, Sancties) die inmiddels een reeks kleine en grote successen heeft weten te boeken. Indirect bewijs voor dat laatste vormt het feit dat Israel en zijn pleitbezorgers onlangs een georganiseerd tegenoffensief zijn gestart.
Politici zouden het voorbeeld van de civil society moeten volgen. Wanneer het om oorzaak en gevolg gaat, zijn het joodse Israeli’s die het woongebied van Palestijnen koloniseren en hun levens op alle niveaus overheersen – niet omgekeerd. Een beetje ‘reality check’ zal dit simpele gegeven duidelijk maken. Dat zou de basis moeten vormen voor een fundamenteel andere benadering van de Kwestie Palestina, waarbij het streven naar joods-Israelische hegemonie in Palestina als de kern van het probleem benoemd en bestreden wordt.
Soemoed – jaargang 42, nummer 2-3 (maart-juni 2014)
In de media is veel gezegd en geschreven over waarom het deze keer is misgegaan: Israel kwam zijn verplichting niet na om uiterlijk 29 maart de laatste 26 (van de overeengekomen 104) Palestijnse politieke gevangenen vrij te laten; daarop zette de PLO/PNA de formele stap om Palestina – een ‘niet-lid waarnemer-staat’ van de Verenigde Naties – tot 15 VN-verdragen en VN-organisaties te laten toetreden (waaronder de Vierde Conventie van Genève die op bezetting door een vreemde mogendheid betrekking heeft); vervolgens gaf Israel de bouwvergunning vrij voor 108 woningen in de joodse nederzetting Gilo in Oost-Jeruzalem en staakte het de uitbetaling aan de PNA van ingehouden belastinggeld.
Kerry heeft laten weten dat hij vooral Israel verantwoordelijk acht voor het vastlopen van het overleg. Dat was opmerkelijk, omdat bij eerdere gelegenheden de Palestijnen daarvan – ten onrechte – de schuld kregen. Die uitspraak kwam Kerry te staan op harde woorden van prominente Israelische politici, die stelden dat diens verwijt aan het adres van Israel in het gunstigste geval blijk gaf vooringenomenheid, in het ongunstigste geval een uiting van antisemitisme was. Dat laatste is een pikante aantijging, gegeven Kerry’s joodse wortels (zijn Oostenrijke grootvader liet de familienaam Kohn in Kerry wijzigen bij zijn overstap van het joodse geloof naar het katholicisme; op grond van het hebben van tenminste één joodse grootouder zou Kerry bij immigratie naar Israel automatisch het Israelische staatsburgerschap verleend worden).
De context waarin de ‘onderhandelingen’ plaatsvonden, is veelzeggend geweest: in de periode van overleg – van juli 2013 tot maart jongstleden – is volgens het Israelische Bureau voor de Statistiek de bouw van woningen in de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) met 123 procent gestegen ten opzichte van 2012 (ter vergelijking: in Israel zelf ging het om een stijging met 4 procent). Kortom, ‘onderhandelingen’ of geen onderhandelingen, in versneld tempo is Israel doorgegaan met het creëren van feiten op de grond, die van grote negatieve invloed zijn op de uitkomst van welke regeling met de Palestijnen dan ook.
Ook op een ander terrein is het meer van hetzelfde geweest: in genoemde periode zijn er 56 Palestijnen door Israelische militairen gedood, 146 woonhuizen van Palestijnen met de grond gelijk gemaakt en 550 aanvallen van joodse kolonisten op Palestijnen geregistreerd (omgekeerd kwamen 5 joodse kolonisten door Palestijns geweld om het leven).
De ‘onderhandelingen’ zijn voorts niet gegaan over de zogeheten final status issues – grenzen, joodse nederzettingen, water, de status van Jeruzalem, implementatie van de rechten van de Palestijnse vluchtelingen – maar door Israel omgebogen naar kwesties als erkenning door de Palestijnen van Israel als Joodse Staat en blijvende Israelische militaire aanwezigheid in (lees: bezetting van) de Jordaanvallei. Omdat op deze punten geen vorderingen zijn gemaakt, drong Israel aan op een verlenging van het overleg met nog eens negen maanden. Zonder inwilliging door Israel van een reeks voorwaarden vooraf, waren de Palestijnse onderhandelaars daartoe niet bereid.
Voor Israel zal het vastlopen van het overleg en de diplomatieke stappen die de Palestijnen nadien hebben gezet, een vrijbrief vormen om de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever in verhoogd tempo voort te zetten. Voor de Palestijnen zijn de gevolgen daarvan zeer ernstig. Tegelijk ondergraaft voortdurende, directe overheersing van de Palestijnen de positie van Israel in de wereld. Temeer omdat het veiligstellen van joods-Israelische hegemonie hand in hand gaat met apartheid jegens de autochtone Palestijnse bevolking. Pleitbezorgers van Israel vrezen een groeiend isolement van dat land.
Nu al zien wij dat de steun voor Israel op het niveau van de VN begint af te brokkelen. Ook de Europese Unie is zich kritischer tegenover Israel gaan opstellen. De grootste uitdaging voor Israel lijkt evenwel te komen van de kant van de wereldwijde civil society, in de vorm van de BDS-campagne (Boycot, Desinvesteren, Sancties) die inmiddels een reeks kleine en grote successen heeft weten te boeken. Indirect bewijs voor dat laatste vormt het feit dat Israel en zijn pleitbezorgers onlangs een georganiseerd tegenoffensief zijn gestart.
Politici zouden het voorbeeld van de civil society moeten volgen. Wanneer het om oorzaak en gevolg gaat, zijn het joodse Israeli’s die het woongebied van Palestijnen koloniseren en hun levens op alle niveaus overheersen – niet omgekeerd. Een beetje ‘reality check’ zal dit simpele gegeven duidelijk maken. Dat zou de basis moeten vormen voor een fundamenteel andere benadering van de Kwestie Palestina, waarbij het streven naar joods-Israelische hegemonie in Palestina als de kern van het probleem benoemd en bestreden wordt.
Soemoed – jaargang 42, nummer 2-3 (maart-juni 2014)