NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 42, NUMMER 1
Palestijnen klem in Syrië – verstoken van hulp, geteisterd door honger
Ali Abunimah
Van de miljoenen mensen in Syrië die als gevolg van de gruwelijke burgeroorlog van huis en haard zijn verdreven, zijn de Palestijnen onevenredig zwaar getroffen. Ruim de helft van de in totaal 540.000 Palestijnse vluchtelingen hebben zich inmiddels gedwongen gezien naar elders uit te wijken.
De 20.000 Palestijnen in het Yarmoek-vluchtelingenkamp in Damascus, heeft een zo mogelijk nog zwaarder lot getroffen. Sinds afgelopen zomer worden zij door het Syrische leger belegerd en komen voedsel, medicijnen en andere benodigdheden nog slechts mondjesmaat het kamp binnen.
In november kwam een eind aan een voorlopige overeenkomst tussen gewapende groepen, op grond waarvan zij het kamp zouden hebben moeten verlaten. Dat is niet gebeurd, met als gevolg dat de grimmige situatie is blijven voortduren.
Tussen september en eind december zijn volgens gegevens van Chris Gunness, woordvoerder van United Nations Relief and Works Agency (UNRWA), al 15 Palestijnen van de honger gestorven. ‘De aanwezigheid van gewapende groepen die het kamp eind 2012 zijn binnengetrokken en de daarop gevolgde afsluiting van het kamp door regeringstroepen, hebben onze humanitaire inspanningen gedwarsboomd’, zo verklaarde Gunness onlangs tegenover Ma'an News Agency.
BBC-reporter Lyse Doucet meldde op 20 december dat beelden uit Yarmoek ‘straatmarkten tonen waar slechts radijs te koop wordt aangeboden’.
Eerder deze maand waarschuwde de Commissaris-Generaal van de UNRWA, Filippo Grandi, ‘dat de humanitaire situatie in het belegerde Yarmoek-vluchtelingenkamp dramatisch verslechtert en de UNRWA momenteel niet in staat is om de daar in de klem zittende mensen te helpen’.
‘Als deze situatie niet met urgentie wordt aangepakt, dan zal hulp voor duizenden mensen, waaronder veel kinderen, te laat komen’, aldus Grandi.
snelle achteruitgang
Vóór het uitbreken van de burgeroorlog bood Yarmoek – dat in 1957 als een ‘niet-officieel’ vluchtelingenkamp was ingericht en nadien is uitgegroeid tot een voorstad van Damascus – onderdak aan zo’n 160.000 Palestijnen en enkele tienduizenden Syriërs. Hoewel het al in een vroeg stadium niet geheel voor de gevechten en de beschietingen gespaard is gebleven, is de situatie na december 2012 sterk verslechterd. ‘Als gevolg van de gevechten zijn tenminste 14.000 Palestijnen uit hun huizen in Yarmoek verdreven, nadat gewapende oppositiegroepen het kamp waren binnengetrokken, waarop regeringstroepen de directe omgeving van het kamp streng zijn gaan controleren’, aldus de UNRWA. ‘Degenen die zijn achtergebleven konden tot afgelopen juli via de Zahera-ingang van het kamp hulp aangereikt krijgen. Nadien konden zij letterlijk en figuurlijk geen kant meer op.’
keerpunt
16 december 2012 was een keerpunt, toen, zo meldde de BBC, Syrische gevechtsvliegtuigen Yarmoek voor het eerst bombardeerden, ‘nadat strijders van het oppositionele Vrije Syrische Leger (FSA) hadden geprobeerd om de controle van het kamp over te nemen van het PFLP-GC [Volksfront voor de Bevrijding van Palestina-Algemeen Commando]’. Dit front onderhoudt nauwe banden met het Assad-regime en moet niet verward worden met het bekendere Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) van wijlen George Habash.
In totaal zouden bij die aanval enkele tientallen doden zijn gevallen, onder wie, naar verluidt, enkele mensen die hun toevlucht in een moskee hadden gezocht, waar vervolgens een raket is ingeslagen.
Na het bombardement zijn tienduizenden Palestijnen het kamp ontvlucht, met achterlating van hun bezittingen, nadat via luidsprekers van moskeeën waarschuwende boodschappen waren omgeroepen dat de inwoners van de regeringstroepen slechts enkele uren kregen om te vertrekken. Velen zijn richting Libanon gevlucht.
In februari 2013, in Beiroet, sprak Moe Ali Nayel van The Electronic Intifada met Yarmoek-ingezetene en activist Mutawalli Abu Nasser over de situatie in het kamp vóór het bombardement van december 2012 en de massale uittocht die daarop is gevolgd.
Volgens Abu Nasser ‘hebben de inwoners van Yarmoek zich gedurende het eerste jaar van de opstand neutraal opgesteld, op basis van de breed gedeelde mening dat het kamp buiten het conflict diende te blijven’. Dat nam niet weg dat er jongeren waren die steunactiviteiten voor de Syrische oppositie hebben georganiseerd.
Volgens Abu Nasser is de situatie veranderd nadat leden van de PFLP-GC in juni 2011 het vuur hadden geopend op een begrafenisstoet van door Israelische troepen gedode Palestijnen, die deel hadden genomen aan een mars langs de grens met Israel ter herdenking van de Naksa – de Juni-Oorlog van 1967. Bij het treffen met de PFLP-GC zijn, naar verluidt, 14 doden gevallen en zijn tientallen anderen gewond geraakt. Eerder hadden kampbewoners de PFLP-GC ervan beschuldigd jongeren te hebben aangezet om naar de grens met Israel te gaan, waarmee men hen aan grote gevaren had blootgesteld. Een gewelddadige confrontatie met Israelische militairen paste echter goed in de propaganda-inspanning van het Assad-regime.
de FSA in het kamp, de bombardementen beginnen
Zoals gezegd zijn FSA-strijders in december 2012 Yarmoek binnengetrokken om er de PFLP-GC te verdrijven. ‘De bewoners waren tegen de stationering van het FSA in het kamp’, stelde Abu Nasser destijds. ‘Ook ik was er tegen. Tot dan toe vervulde het kamp een humanitaire taak ten behoeve van de slachtoffers van de burgeroorlog. De oorlog naar het kamp brengen was een grote vergissing.’
Abu Nasser voegt daar aan toe: ‘Binnen een week nadat FSA-strijders het kamp waren binnengetrokken, was er geen brood meer en ontstond er snel een tekort aan medische benodigdheden voor de vier veldhospitalen in het kamp. Voordat de FSA het kamp in zijn oorlog betrok, was het kamp een humanitair fenomeen: de huren waren er laag, er was genoeg te eten en dankzij de medische voorzieningen werden er veel levens gered. Alleen islamisten in het kamp waren voorstander van het stationeren van de FSA in Yarmoek. Het verzet tegen de FSA-aanwezigheid nam evenwel af na bombardementen door Syrische gevechtsvliegtuigen. Men moet begrijpen dat niets ontziend geweld waarbij onschuldigen omkomen, voor de Palestijnse bewoners de aanwezigheid van de FSA acceptabel heeft gemaakt. Hoe meer de MIGs [gevechtsvliegtuigen] het kamp bombardeerden, hoe meer mensen wilden dat de FSA er bleef.’
mislukte overeenkomst
Sindsdien is de situatie verder verslechterd. Afgelopen november leek een voorlopige overeenkomst tussen de strijdgroepen hoop te geven en enige verlichting van de leefomstandigheden te brengen. Op basis van de overeenkomst, die door bemiddeling van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) tot stand is gekomen, zouden gewapende strijders het kamp verlaten, konden gevluchte bewoners veilig terugkeren en zou met de wederopbouw begonnen worden. Maar de overeenkomst was al van de baan nog voordat deze was uitgevoerd. Sommige waarnemers geven de regeringstrouwe gewapende groepen daarvan de schuld, anderen de gewapende groepen die tot de oppositie behoren.
kwetsbaar
De situatie waarin veel Palestijnen verkeren – of zij nu in Yarmoek vastzitten of naar elders zijn uitgeweken – is dat zij nauwelijks nog controle over hun leven hebben. Oem Mohammed is een Palestijnse die Yarmoek verlaten heeft en naar Libanon is vertrokken. Daar is zij op zoek gegaan naar een ziekenhuis waar haar 14-jarige zoon behandeld zou kunnen worden voor ernstig hoofdletsel, dat hij tijdens het bombardement van december 2012 had opgelopen.
In mei vertelde zij tegen Moe Ali Nayel van The Electronic Intifada over de problemen waarop zij bij het vinden van hulp is gestuit. In een door de overheid gecontroleerd ziekenhuis ‘wilde men dat ik eerst een document ondertekende waarin stond dat terroristen mijn zoon hebben verwond. Dat heb ik geweigerd en de betreffende ziekenhuisfunctionarissen erop gewezen dat terroristen niet over Migs beschikken’, aldus Oem Mohammed.
Druk kan ook van de kant van de opstandelingen komen. Een Palestijnse vrouw die op 11 oktober het zinken van een vluchtelingenboot overleefde, verklaarde tegenover de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch: ‘Wij konden niet langer in Syrië blijven. Ik kon de kinderen daar niet naar school sturen, omdat men bij controleposten van beide strijdende partijen ons vroeg aan welke kant wij stonden. Als iemand de pech had het verkeerde antwoord te geven, werd hij of zij vermoord.’
Het ontbreken van veiligheid en bescherming heeft veel Palestijnen ertoe aangezet om Syrië te ontvluchten. In Libanon verblijven er inmiddels zo’n 80.000 van hen, in Jordanië 20.000 en in de Strook van Gaza rond 1200. Daar proberen zij onder uiterst moeilijke omstandigheden te overleven. Alsof dat nog niet genoeg is: in Libanon heeft men zondebokken van hen gemaakt, terwijl zij in Egypte met vervolging door het militaire regime te maken hebben gekregen. In een poging naar Zuid-Europa uit te wijken, zijn inmiddels vele honderden van hen verdronken, nadat de gammele bootjes waarmee zij de overtocht waagden, onderweg zonken.
Zonder een einde aan de burgeroorlog is er weinig hoop op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen, evenals voor de miljoenen Syriërs wier leven door het conflict is verwoest.
Inmiddels heeft de UNRWA een internationale oproep gedaan voor 400 miljoen dollar aan hulp voor Palestijnse vluchtelingen uit Syrië. Maar die hulp moet hen vervolgens wel kunnen bereiken.
het blokkeren van de toegang
Internationale hulpverleners zeggen, dat hoewel het Syrische regime stelt dat hulporganisaties tot alle delen van het land toegang hebben, deze in de praktijk bij het uitvoeren van hun taak op veel obstakels stuiten.
In september benadrukte Peter Maurer, de voorzitter van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, de behoefte van zijn organisatie aan ‘snelle en onbelemmerde doorgang van humanitaire hulp voor mensen in afgesloten gebieden, vooral Oost-Ghoeta, de binnenstad van Homs, Yarmoek en Moadamiyah’.
Maurer verklaarde onlangs, dat zowel het regime als de gewapende oppositie medische hulp aan zieken en gewonden blokkeren: ‘In beide situaties stuiten wij op het gegeven dat medische hulp aan de tegenstander gezien wordt als een vorm van indirecte militaire steun aan deze.’ In het geval van Yarmoek staat evenwel buiten kijf dat regeringstroepen de directe omgeving van het kamp controleren en daarmee bepalen of hulpgoederen al dan niet doorgelaten worden. VN-functionarissen dringen daar al geruime tijd op aan – zonder succes overigens.
Het Syrische regime heeft geen excuus en er is geen rechtvaardiging te geven voor het onthouden van voedsel en andere elementaire zaken aan de bewoners van Yarmoek of aan mensen in andere belegerde gebieden.
Voedsel als wapen gebruiken, is een gruwelijke misdaad.
bron: The Electronic Intifada, 31 december 2013
Ali Abunimah is mede-oprichter en redacteur van The Electronic Intifada
vertaling: Jochem van Oosten
uit: Soemoed - jaargang 42, nummer 1 (januari-februari 2014); pp. 4-6
Ali Abunimah
Van de miljoenen mensen in Syrië die als gevolg van de gruwelijke burgeroorlog van huis en haard zijn verdreven, zijn de Palestijnen onevenredig zwaar getroffen. Ruim de helft van de in totaal 540.000 Palestijnse vluchtelingen hebben zich inmiddels gedwongen gezien naar elders uit te wijken.
De 20.000 Palestijnen in het Yarmoek-vluchtelingenkamp in Damascus, heeft een zo mogelijk nog zwaarder lot getroffen. Sinds afgelopen zomer worden zij door het Syrische leger belegerd en komen voedsel, medicijnen en andere benodigdheden nog slechts mondjesmaat het kamp binnen.
In november kwam een eind aan een voorlopige overeenkomst tussen gewapende groepen, op grond waarvan zij het kamp zouden hebben moeten verlaten. Dat is niet gebeurd, met als gevolg dat de grimmige situatie is blijven voortduren.
Tussen september en eind december zijn volgens gegevens van Chris Gunness, woordvoerder van United Nations Relief and Works Agency (UNRWA), al 15 Palestijnen van de honger gestorven. ‘De aanwezigheid van gewapende groepen die het kamp eind 2012 zijn binnengetrokken en de daarop gevolgde afsluiting van het kamp door regeringstroepen, hebben onze humanitaire inspanningen gedwarsboomd’, zo verklaarde Gunness onlangs tegenover Ma'an News Agency.
BBC-reporter Lyse Doucet meldde op 20 december dat beelden uit Yarmoek ‘straatmarkten tonen waar slechts radijs te koop wordt aangeboden’.
Eerder deze maand waarschuwde de Commissaris-Generaal van de UNRWA, Filippo Grandi, ‘dat de humanitaire situatie in het belegerde Yarmoek-vluchtelingenkamp dramatisch verslechtert en de UNRWA momenteel niet in staat is om de daar in de klem zittende mensen te helpen’.
‘Als deze situatie niet met urgentie wordt aangepakt, dan zal hulp voor duizenden mensen, waaronder veel kinderen, te laat komen’, aldus Grandi.
snelle achteruitgang
Vóór het uitbreken van de burgeroorlog bood Yarmoek – dat in 1957 als een ‘niet-officieel’ vluchtelingenkamp was ingericht en nadien is uitgegroeid tot een voorstad van Damascus – onderdak aan zo’n 160.000 Palestijnen en enkele tienduizenden Syriërs. Hoewel het al in een vroeg stadium niet geheel voor de gevechten en de beschietingen gespaard is gebleven, is de situatie na december 2012 sterk verslechterd. ‘Als gevolg van de gevechten zijn tenminste 14.000 Palestijnen uit hun huizen in Yarmoek verdreven, nadat gewapende oppositiegroepen het kamp waren binnengetrokken, waarop regeringstroepen de directe omgeving van het kamp streng zijn gaan controleren’, aldus de UNRWA. ‘Degenen die zijn achtergebleven konden tot afgelopen juli via de Zahera-ingang van het kamp hulp aangereikt krijgen. Nadien konden zij letterlijk en figuurlijk geen kant meer op.’
keerpunt
16 december 2012 was een keerpunt, toen, zo meldde de BBC, Syrische gevechtsvliegtuigen Yarmoek voor het eerst bombardeerden, ‘nadat strijders van het oppositionele Vrije Syrische Leger (FSA) hadden geprobeerd om de controle van het kamp over te nemen van het PFLP-GC [Volksfront voor de Bevrijding van Palestina-Algemeen Commando]’. Dit front onderhoudt nauwe banden met het Assad-regime en moet niet verward worden met het bekendere Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) van wijlen George Habash.
In totaal zouden bij die aanval enkele tientallen doden zijn gevallen, onder wie, naar verluidt, enkele mensen die hun toevlucht in een moskee hadden gezocht, waar vervolgens een raket is ingeslagen.
Na het bombardement zijn tienduizenden Palestijnen het kamp ontvlucht, met achterlating van hun bezittingen, nadat via luidsprekers van moskeeën waarschuwende boodschappen waren omgeroepen dat de inwoners van de regeringstroepen slechts enkele uren kregen om te vertrekken. Velen zijn richting Libanon gevlucht.
In februari 2013, in Beiroet, sprak Moe Ali Nayel van The Electronic Intifada met Yarmoek-ingezetene en activist Mutawalli Abu Nasser over de situatie in het kamp vóór het bombardement van december 2012 en de massale uittocht die daarop is gevolgd.
Volgens Abu Nasser ‘hebben de inwoners van Yarmoek zich gedurende het eerste jaar van de opstand neutraal opgesteld, op basis van de breed gedeelde mening dat het kamp buiten het conflict diende te blijven’. Dat nam niet weg dat er jongeren waren die steunactiviteiten voor de Syrische oppositie hebben georganiseerd.
Volgens Abu Nasser is de situatie veranderd nadat leden van de PFLP-GC in juni 2011 het vuur hadden geopend op een begrafenisstoet van door Israelische troepen gedode Palestijnen, die deel hadden genomen aan een mars langs de grens met Israel ter herdenking van de Naksa – de Juni-Oorlog van 1967. Bij het treffen met de PFLP-GC zijn, naar verluidt, 14 doden gevallen en zijn tientallen anderen gewond geraakt. Eerder hadden kampbewoners de PFLP-GC ervan beschuldigd jongeren te hebben aangezet om naar de grens met Israel te gaan, waarmee men hen aan grote gevaren had blootgesteld. Een gewelddadige confrontatie met Israelische militairen paste echter goed in de propaganda-inspanning van het Assad-regime.
de FSA in het kamp, de bombardementen beginnen
Zoals gezegd zijn FSA-strijders in december 2012 Yarmoek binnengetrokken om er de PFLP-GC te verdrijven. ‘De bewoners waren tegen de stationering van het FSA in het kamp’, stelde Abu Nasser destijds. ‘Ook ik was er tegen. Tot dan toe vervulde het kamp een humanitaire taak ten behoeve van de slachtoffers van de burgeroorlog. De oorlog naar het kamp brengen was een grote vergissing.’
Abu Nasser voegt daar aan toe: ‘Binnen een week nadat FSA-strijders het kamp waren binnengetrokken, was er geen brood meer en ontstond er snel een tekort aan medische benodigdheden voor de vier veldhospitalen in het kamp. Voordat de FSA het kamp in zijn oorlog betrok, was het kamp een humanitair fenomeen: de huren waren er laag, er was genoeg te eten en dankzij de medische voorzieningen werden er veel levens gered. Alleen islamisten in het kamp waren voorstander van het stationeren van de FSA in Yarmoek. Het verzet tegen de FSA-aanwezigheid nam evenwel af na bombardementen door Syrische gevechtsvliegtuigen. Men moet begrijpen dat niets ontziend geweld waarbij onschuldigen omkomen, voor de Palestijnse bewoners de aanwezigheid van de FSA acceptabel heeft gemaakt. Hoe meer de MIGs [gevechtsvliegtuigen] het kamp bombardeerden, hoe meer mensen wilden dat de FSA er bleef.’
mislukte overeenkomst
Sindsdien is de situatie verder verslechterd. Afgelopen november leek een voorlopige overeenkomst tussen de strijdgroepen hoop te geven en enige verlichting van de leefomstandigheden te brengen. Op basis van de overeenkomst, die door bemiddeling van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) tot stand is gekomen, zouden gewapende strijders het kamp verlaten, konden gevluchte bewoners veilig terugkeren en zou met de wederopbouw begonnen worden. Maar de overeenkomst was al van de baan nog voordat deze was uitgevoerd. Sommige waarnemers geven de regeringstrouwe gewapende groepen daarvan de schuld, anderen de gewapende groepen die tot de oppositie behoren.
kwetsbaar
De situatie waarin veel Palestijnen verkeren – of zij nu in Yarmoek vastzitten of naar elders zijn uitgeweken – is dat zij nauwelijks nog controle over hun leven hebben. Oem Mohammed is een Palestijnse die Yarmoek verlaten heeft en naar Libanon is vertrokken. Daar is zij op zoek gegaan naar een ziekenhuis waar haar 14-jarige zoon behandeld zou kunnen worden voor ernstig hoofdletsel, dat hij tijdens het bombardement van december 2012 had opgelopen.
In mei vertelde zij tegen Moe Ali Nayel van The Electronic Intifada over de problemen waarop zij bij het vinden van hulp is gestuit. In een door de overheid gecontroleerd ziekenhuis ‘wilde men dat ik eerst een document ondertekende waarin stond dat terroristen mijn zoon hebben verwond. Dat heb ik geweigerd en de betreffende ziekenhuisfunctionarissen erop gewezen dat terroristen niet over Migs beschikken’, aldus Oem Mohammed.
Druk kan ook van de kant van de opstandelingen komen. Een Palestijnse vrouw die op 11 oktober het zinken van een vluchtelingenboot overleefde, verklaarde tegenover de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch: ‘Wij konden niet langer in Syrië blijven. Ik kon de kinderen daar niet naar school sturen, omdat men bij controleposten van beide strijdende partijen ons vroeg aan welke kant wij stonden. Als iemand de pech had het verkeerde antwoord te geven, werd hij of zij vermoord.’
Het ontbreken van veiligheid en bescherming heeft veel Palestijnen ertoe aangezet om Syrië te ontvluchten. In Libanon verblijven er inmiddels zo’n 80.000 van hen, in Jordanië 20.000 en in de Strook van Gaza rond 1200. Daar proberen zij onder uiterst moeilijke omstandigheden te overleven. Alsof dat nog niet genoeg is: in Libanon heeft men zondebokken van hen gemaakt, terwijl zij in Egypte met vervolging door het militaire regime te maken hebben gekregen. In een poging naar Zuid-Europa uit te wijken, zijn inmiddels vele honderden van hen verdronken, nadat de gammele bootjes waarmee zij de overtocht waagden, onderweg zonken.
Zonder een einde aan de burgeroorlog is er weinig hoop op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen, evenals voor de miljoenen Syriërs wier leven door het conflict is verwoest.
Inmiddels heeft de UNRWA een internationale oproep gedaan voor 400 miljoen dollar aan hulp voor Palestijnse vluchtelingen uit Syrië. Maar die hulp moet hen vervolgens wel kunnen bereiken.
het blokkeren van de toegang
Internationale hulpverleners zeggen, dat hoewel het Syrische regime stelt dat hulporganisaties tot alle delen van het land toegang hebben, deze in de praktijk bij het uitvoeren van hun taak op veel obstakels stuiten.
In september benadrukte Peter Maurer, de voorzitter van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, de behoefte van zijn organisatie aan ‘snelle en onbelemmerde doorgang van humanitaire hulp voor mensen in afgesloten gebieden, vooral Oost-Ghoeta, de binnenstad van Homs, Yarmoek en Moadamiyah’.
Maurer verklaarde onlangs, dat zowel het regime als de gewapende oppositie medische hulp aan zieken en gewonden blokkeren: ‘In beide situaties stuiten wij op het gegeven dat medische hulp aan de tegenstander gezien wordt als een vorm van indirecte militaire steun aan deze.’ In het geval van Yarmoek staat evenwel buiten kijf dat regeringstroepen de directe omgeving van het kamp controleren en daarmee bepalen of hulpgoederen al dan niet doorgelaten worden. VN-functionarissen dringen daar al geruime tijd op aan – zonder succes overigens.
Het Syrische regime heeft geen excuus en er is geen rechtvaardiging te geven voor het onthouden van voedsel en andere elementaire zaken aan de bewoners van Yarmoek of aan mensen in andere belegerde gebieden.
Voedsel als wapen gebruiken, is een gruwelijke misdaad.
bron: The Electronic Intifada, 31 december 2013
Ali Abunimah is mede-oprichter en redacteur van The Electronic Intifada
vertaling: Jochem van Oosten
uit: Soemoed - jaargang 42, nummer 1 (januari-februari 2014); pp. 4-6