Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 38, NUMMER 2

EU medeplichtig aan schendingen van het volkenrecht door Israel

Badriya Khan

Voor Israel verslechtert de situatie vanuit moreel en juridisch oogpunt. Een jaar na het Goldstone Rapport over zijn ‘oorlogsmisdaden’ tijdens de oorlog die het tegen Gaza voerde, en te midden van een toenemende verdenking dat het directe verantwoordelijkheid draagt voor de moord op een Palestijnse leider in Dubai, heeft een internationaal tribunaal nu geconcludeerd dat Israel het volkenrecht schendt, en dat de Europese Unie (EU) daaraan medeplichtig is.


Volgens de conclusies van het Russell-Tribunaal over Palestina (RTP), dat van 1-3 maart zitting had in Barcelona, is de EU een medeplichtige van Israel bij de bewezen schendingen van het volkenrecht door dit land, doordat zij Israelische daden in de Palestijnse bezette gebieden legitimeert en er steun aan heeft verleend.

Het Tribunaal concludeerde dat Israel het volkenrecht geschonden heeft en nog steeds schendt, terwijl de EU en haar lidstaten dit recht schenden door na te laten maatregelen tegen de Israelische schendingen te nemen en aan te geven hoe deze ongedaan gemaakt kunnen worden.

Het RTP, opgericht door wijlen Bertrand Russell, de Britse filosoof, wiskun¬dige, historicus, pacifist en sociaal-criticus, met de bedoeling om de Vietna¬m-oorlog aan een volkenrechtelijk oordeel te onderwerpen, heeft tevens verklaard dat Israel ‘een stelselmatige politiek van discriminatie van de Palestijnse bevolking bedrijft door de grenzen van Gaza te sluiten en de bewegingsvrijheid van de bevolking in het hele gebied te beperken’.

Het RTP is een internationaal burgerlijk ‘gewetenstribunaal’, dat voortkomt uit initiatieven van de burgermaatschappij. Het ademt dezelfde geest als het door Bertrand Russell gevormde Vietnam-Tribunaal (1966-1967) en het Russell-Tribunaal II voor Latijns Amerika (1974-1976), en het omhelst dezelfde strakke regels.

Onder zijn leden bevinden zich Nobelprijswinnaars, een voormalige secretaris-generaal van de VN, twee voormalige staatshoofden, anderen die hoge politieke functies bekleed hebben en veel vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, schrijvers, journalisten, dichters, acteurs, filmregisseurs, wetenschappers, professoren, advocaten en rechters.

Het juridisch referentiekader voor het RTP is het internationaal publieksrecht.

Het Russell-Tribunaal gaat er bij zijn conclusies als een vaststaand feit van uit dat enkele aspecten van Israels gedrag al als schendingen van het volken¬recht gekarakteriseerd zijn door een aantal internationale organen, waaronder de VN-Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering en het Internationaal Gerechtshof.

zware schendingen, apartheid
Gezien de verslagen en gehoord de getuigen stelt het RTP vast dat Israel 'tegenover het Palestijnse volk ernstige schendingen van het volkenrecht bedreven heeft en nog steeds bedrijft'.

Volgens het RTP schendt Israel het volkenrecht op de volgende punten:

* Door jegens de Palestijnen een vorm van overheersing en onderwerping te handhaven die hen belet vrijelijk over hun politieke status te beslissen, schendt Israel het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk in zoverre dat het niet zijn soevereiniteit kan uitoefenen op zijn eigen grondgebied. Dit schendt de Verklaring inzake de Toekenning van Onafhankelijkheid aan Koloniale Landen en Volkeren, alsmede alle resoluties van de Algemene Vergadering van de VN die sinds 1969 het recht van het Palestijnse volk op zelfbeschikking bevestigd hebben.

*  Door sinds juni 1967 Palestijnse gebieden bezet te houden en te weigeren deze te verlaten, schendt Israel de Veiligheidsraadsresoluties die eisen dat het deze gebieden ontruimt.

*  Door tegenover de Palestijnen binnen het grondgebied van Israel of in de bezette gebieden een politiek van stelselmatige discriminatie te voeren, bedrijft Israel daden die als apartheid gekarakteriseerd kunnen worden. Deze daden zijn onder meer:

- het afsluiten van de grenzen van de Strook van Gaza en de beperking van de bewegingsvrijheid van zijn inwoners;

- het verhinderen van de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen naar hun oorspronkelijke woongebied of grond;

- het verbod op het vrije gebruik door Palestijnen van bepaalde natuurlijke rijkdommen zoals de waterbeddingen binnen hun grondgebied.

‘Gegeven de discriminerende aard van deze maatregelen, aangezien zij onder andere gebaseerd zijn op de nationaliteit van de personen op wie zij toege¬past worden, stelt het RTP vast dat zij karakteristieken vertonen die vergelijk¬baar zijn met apartheid, ook al komen zij niet voort uit een politiek bewind dat identiek is aan het bewind dat vóór 1994 in Zuid-Afrika heerste.’

criminele daden
Het Tribunaal concludeert dat deze maatregelen als ‘criminele daden’ gekarakteriseerd worden door de Conventie inzake de Onderdrukking en Bestraffing van de Misdaad van de Apartheid van 18 juli 1976, ‘die wel is waar niet bindend is voor Israel, maar dit pleit Israel hier niet vrij’. In het bijzonder:

*  Door in juli 1980 Jeruzalem te annexeren en deze annexatie voort te zetten, schendt Israel het verbod op het verwerven van grondgebied door geweld, zoals dat door de Veiligheidsraad uitgesproken is.

* Door op de Westelijke Jordaanoever op bezet Palestijns grondgebied een muur te bouwen, ontzegt Israel de Palestijnen de toegang tot hun eigen grond, schendt het hun eigendomsrechten en beperkt het in ernstige mate de bewe-gingsvrijheid van de Palestijnse bevolking, hetgeen een schending is van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, waarbij Israel sinds 3 oktober 1991 partij is. Dat de bouw van deze muur illegaal is, is bevestigd door het Internationaal Gerechtshof in zijn Adviserend Oordeel van 9 juli 2004, dat door de Algemene Vergadering van de VN in haar resolutie ES-10/15 onderschreven is.

*  Door stelselmatig nederzettingen te bouwen in Jeruzalem en op de Weste¬lijke Jordaanoever maakt Israel inbreuk op de regels van het internationaal humanitair recht die op bezetting betrekking hebben, in het bijzonder artikel 49 van de Vierde Algemene Conventie van 12 augustus 1949, waaraan Israel sinds 6 juli 1951 gebonden is. Dit punt is vastgesteld door het Internationaal Gerechtshof.

*  Door een beleid te voeren van het gericht om het leven brengen van Palestijnen die het bestempelt als ‘terroristen’ zonder eerst te trachten hen te arresteren, schendt Israel het recht op leven van de betrokken personen, een recht dat vastgelegd is in artikel 6 van het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

*  Door een blokkade van de Strook van Gaza te handhaven handelt Israel in strijd met de bepalingen van de Vierde Conventie van Genève van 12 augustus 1949 (art. 33), die collectieve bestraffing verbieden.

*  Door op grote schaal ernstige schade toe te brengen, vooral aan personen en aan eigendommen van burgers, en door verboden strijdmethoden te gebruiken tijdens de Operatie Gegoten Lood in Gaza (december 2008-januari 2009).

schendingen door de EU
Hoewel de EU en haar lidstaten met betrekking tot deze feiten niet de directe daders zijn, ‘schenden zij niettemin het volkenrecht en de interne rechtsorde van de EU zoals die in het EU-verdrag neergelegd is, hetzij door na te laten die maatregelen te nemen die het gedrag van Israel vereist, hetzij door rechtstreeks of zijdelings tot dit gedrag bij te dragen’, onderstreept het RTP.

Het voegt hieraan toe dat de schendingen van het volkenrecht door Israel dikwijls schendingen zijn van ‘dwingende volkenrechtelijke normen’: ‘gericht om het leven brengen dat het recht op leven schendt, vrijheidsbero¬ving van Palestijnen onder omstandigheden die het verbod op marteling schen¬den, schending van het zelfbeschikkingsrecht van volkeren en aan een volk opgelegde leefomstandighe¬den die een vorm van ‘’apartheid’’ vormen’.

‘De EU en haar lidstaten hebben daarom een verplichting om te reageren door het volkenrecht toe te passen om schendingen van dwingende volken¬rechtelijke normen te voorkomen en hun gevolgen tegen te gaan’, zo concludeert het Tribunaal.

‘Door na te laten passende actie hiertoe te ondernemen schenden de EU en haar lidstaten een elementaire verplichting van gepaste zorgvuldigheid met betrekking tot respect voor de meest fundamentele volkenrechtelijke regels.’

Het RTP overwoog dat volgens de regels van goede trouw en gepaste zorgvuldigheid deze verplichting om te reageren ook de verplichting inhoudt ervoor te zorgen dat de reactie op schendingen van dwingende volkenrechte¬lijke regels beantwoordt aan het beginsel van redelijke effectiviteit.

‘Ter wille van dat doel moeten de EU en haar lidstaten alle beschikbare wettige kanalen benutten om er zorg voor te dragen dat Israel het volkenrecht respecteert. Dit vraagt derhalve een reactie die verder gaat dan louter verkla¬ringen die de schendingen van het volkenrecht door Israel veroordelen.’

Natuurlijk neemt het RTP nota van deze verklaringen, ‘maar waar het gaat om naleving van de internationale verplichtingen van de EU en haar lidstaten, zijn zij niet meer dan een eerste stap; zij vervullen niet volledig de door de volkenrechtelijke regels opgelegde verplich¬ting om te reageren’.

Tenslotte benadrukte het RTP dat de verplichting om op schendingen van dwingende volkenrechtelijke regels te reageren getoetst moet worden aan een regel van de onaanvaardbaarheid van discriminatie en van meten met twee maten.

‘Het RTP is zich volledig bewust dat er geen door staten gecodificeerde regel van gelijke afstand bestaat aangaande de verplichting om te reageren, maar het spreekt uit dat een dergelijke regel als een vanzelfsprekende zaak afleid¬baar is uit de beginselen van goede trouw en redelijke uitleg van het volken¬recht: een weigering om deze te aanvaarden zal onvermijdelijk leiden tot ‘’een resultaat dat manifest of onredelijk is’’, en dat door het verdragsrecht uitge¬sloten wordt.’

discriminatie door de EU
In deze omstandigheden ‘overwoog het RTP dat het onaanvaardbaar is, en in strijd met bovengenoemde juridische logica, dat de EU haar betrekkingen met Palestina de facto opgeschort heeft toen HAMAS in de bezette Palestijnse gebieden gekozen was, en deze gehandhaafd heeft met een staat die het volkenrecht op veel grotere schaal schendt dan HAMAS’.

Met betrekking tot het feit dat de EU ‘heeft bijgedragen tot de schendingen van het volkenrecht door Israel’ vermeldde het RTP dat ‘door deskundigen uitgebrachte verslagen aan het licht gebracht hebben dat de EU en haar lidstaten passieve en actieve medewerking gegeven hebben aan schendingen van het volkenrecht door Israel’.

Willen deze daden beschouwd kunnen worden als ‘onrechtmatige bijstand of hulp aan Israel’, dan moet aan twee voorwaarden voldaan worden: de staat die de bijstand geeft moet dat doen met de bedoeling om de onrechtmatige daad te vergemakkelijken, en hij moet dat bewust doen, aldus het RTP.

medeplichtigheid van de EU
Het RTP zet uiteen, dat de EU en haar lidstaten niet onbekend geweest kunnen zijn met het feit dat sommige vormen van bijstand aan Israel bijdroe¬gen tot, of onvermijdelijk moesten bijdragen tot bepaalde door Israel bedreven onrechtmatige daden. Dit is van toepassing op:

- uitvoer van militaire materialen aan een staat die al meer dan 40 jaar een illegale bezetting handhaaft;

- invoer van producten uit joodse nederzettingen die in de bezette gebieden gelegen zijn zonder werkelijke controle door de douane-autoriteiten van de EU-lidstaten op de herkomst van die producten;

- het bekend worden van een verslag dat in 2005 stilgehouden werd en herhaalde interne verslagen door EU-functionarissen aan EU-organen waarin de schendingen nauwkeurig opgesomd werden, maar die door deze organen volledig genegeerd zijn.

In beide gevallen droeg dit gedrag ‘belangrijk bij tot de door Israel bedreven onrechtmatige daden’, ook al veroorzaakte het deze daden niet rechtstreeks, en redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de EU hier onmogelijk onwetend van geweest kan zijn.

‘In deze gevallen kan de EU beschouwd worden als medeplichtig aan de door Israel bedreven onrechtmatige daad en daarom dus medeverantwoorde¬lijk’, benadrukte het RTP.

Bovendien, de deelneming van Israelische nederzettingen aan Europese onderzoeksprogramma`s, het verzuim van de EU om tijdens de Operatie Gegoten Lood zich erover te beklagen dat Israel in Gaza infrastructuur verwoestte, die door de EU gefinancierd was en de (voorgestelde) opwaarde¬ring van de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Israel, zo benadrukte het RTP, worden door een aantal deskundigen beschouwd als bijstand aan Israel bij zijn beweerde schendingen van het volkenrecht.

Zelfs als de daden van de EU en haar lidstaten niet rechtstreeks bijdragen aan Israels schendingen van het volkenrecht, ‘dan verschaffen zij een vorm van veiligheid voor Israels politiek en moedigen zij Israel aan het volkenrecht te schenden doordat zij de EU en haar lidstaten in de rol van instemmende toeschouwers plaatsen’.

‘Het stilzwijgen van de EU en haar lidstaten lijkt een stilzwijgende goedkeu¬ring of een teken van acceptatie te zijn van schendingen van het volkenrecht door Israel’, oordeelde het RTP.

‘Aangezien het onvoorstelbaar is dat de EU en haar lidstaten niet op de hoogte zijn van de schendingen van het volkenrecht door Israel’, concludeert het RTP dat de bewuste daden onrechtmatige bijstand aan Israel zijn in de zin van het eerder genoemde artikel 16 van de ontwerp-artikelen inzake de verantwoordelijkheid van staten van de VN-Commissie voor Volkenrecht.


uit: IDN-In Depth News Analysis, 5 maart 2010

Badriya Khan is een ervaren politiek commentator

vertaling: Paul Kuiper

 

 
Meer over Soemoed
index Soemoed - jaargang 38, nummer 2