NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 35, NUMMER 5-6
de grote zwendel van 'het vredesproces'
Henry Siegman
Toen Ehoed Olmert en George Bush jr. afgelopen juni in het Witte Huis bijeen waren, concludeerden zij: De manier waarop HAMAS met geweld FATAH uit de Strook van Gaza verdreven heeft - wat het einde betekende van de Palestijnse regering van nationale eenheid die in maart door bemiddeling van de Saoedi's tot stand gekomen was - heeft de wereld een nieuw 'venster van kansen' (window of opportunities) geboden. (Er is nog nooit een mislukt vredesproces geweest, dat zoveel vensters van kansen genoten heeft.)
Olmert en Bush waren het erover eens, dat het isolement van HAMAS hun de mogelijkheid bood om royale concessies te doen aan de president van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA), Mahmoed Abbas, en hem daarmee de geloofwaardigheid bij het Palestijnse volk te geven, die hij nodig had om over HAMAS te zegevieren.
Bush en Olmert hebben beiden eindeloos verklaard, hoezeer zij een twee-statenoplossing voor het Israelisch-Palestijns conflict toegedaan zijn, maar hun plotselinge enthousiasme om Abbas een goede indruk te laten maken, komt niet voort uit het verlangen een Palestijnse staat op te bouwen, eerder uit hun vastbeslotenheid om HAMAS onderuit te halen. Daarom is hun verwachting dat HAMAS zal worden verslagen een illusie. Gematigde Palestijnen zullen nooit zegevieren over hen, die als extremisten beschouwd worden, want voor Olmert betekent gematigdheid: Palestijnse berusting in het uiteenrijten van Palestijns gebied door Israel. Wat Olmert en zijn regering de Palestijnen willen bieden, zal uiteindelijk door Abbas net zo hard verworpen worden als door HAMAS, en zal voor de Palestijnen alleen een bevestiging zijn, dat de gematigdheid van Abbas zinloos is en terecht door HAMAS wordt afgewezen.
Nog zo'n illusie is de verwachting die Bush heeft van de conferentie, waarvan hij kortgeleden aankondigde, dat ze in de herfst gehouden moet worden (inmiddels in status verlaagd tot een 'bijeenkomst'). Naar zijn mening zijn alle eerdere vredesinitiatieven grotendeels, zo niet uitsluitend, mislukt doordat de Palestijnen niet klaar waren voor een eigen staat. De bijeenkomst zal zich daarom concentreren op de vorming en hervorming van Palestijnse instellingen, onder de voogdij van Tony Blair, de pas benoemde afgezant van het Kwartet [Verenigde Staten, Europese Unie, Russische Federatie en het Kantoor van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties; red.]
De werkelijke oorzaak dat alle eerdere vredesinitiatieven tot niets geleid hebben, is er een waarvan noch Bush, noch de EU de moed gehad hebben om die te erkennen. Die oorzaak is: Binnen de Israelische elites die de beslissingen nemen, is reeds lang geleden een consensus bereikt dat Israel nooit de vorming van een Palestijnse staat zal toestaan, die Israel de feitelijke militaire en economische heerschappij over de Westelijke Jordaanoever ontneemt. Zeker, Israel wil wel toestaan - en zal zelfs verlangen - dat er een aantal geïsoleerde enclaves gevormd wordt, die de Palestijnen een staat mogen noemen, maar dan alleen om te voorkomen dat er een binationale staat gevormd wordt waarin de Palestijnen de meerderheid zouden vormen.
Het 'vredesproces' in het Midden-Oosten is misschien wel het meest spectaculaire bedrog in de moderne diplomatieke geschiedenis. Sinds de mislukte top van Camp David in 2000, en zelfs ruim daarvoor al, is Israels belangstelling voor een vredesproces - behalve dan om Palestijnse en internationale erkenning van de status quo te verkrijgen - een fictie die vooral als dekmantel dient voor de stelselmatige toeëigening van Palestijns grondgebied en voor de bezetting. De bezetting waarvan het doel is - aldus de voormalige stafchef Moshe Ya'alon - 'diep in het bewustzijn van de Palestijnen het besef te laten doordringen dat zij een verslagen volk zijn'. Yitzhak Rabin, met zijn schoorvoetende omarming van de Akkoorden van Oslo en zijn afkeer van de joodse kolonisten, was hierop misschien een uitzondering. Maar zelfs hij onderschreef geen teruggave van Palestijns grondgebied, die verder ging dan het zogenaamde Allon-Plan, waarbij Israel de Jordaanvallei en andere delen van de Westelijke Jordaanoever zou behouden.
Iedereen die op de hoogte is van de niet aflatende onteigening van Palestijns grondgebied - gebaseerd op een plan dat opgesteld, geleid en doorgevoerd is door Ariel Sharon - weet dat de doelstelling van het nederzettingenproject op de Westelijke Jordaanoever grotendeels verwezenlijkt is. De ontmanteling van de nederzettingen in de Strook van Gaza [augustus-september 2005] werd door de internationale gemeenschap op naïeve wijze toegejuicht als de heldhaftige prestatie van een man, die sinds kort een eerzame vrede met de Palestijnen voorstond. De bedoeling was evenwel om Gaza tot de eerste van een reeks Palestijnse bantoestans te maken. De situatie daar maakt duidelijk hoe deze bantoestans eruit zullen zien, in geval hun inwoners zich niet gedragen zoals Israel dat wenst.
Israels schijnheilige toewijding aan een vredesproces en een twee-statenoplossing is nu precies wat de bezetting voor onbepaalde tijd en het uiteenrijten van Palestijns grondgebied mogelijk gemaakt heeft. En het Kwartet - waarin de EU, Rusland en de VN-secretaris-generaal gehoorzaam de leiding van Washington volgen - heeft Israels bewering aanvaard, dat het niet in staat is een werkelijke Palestijnse vredespartner te vinden, en aldus met dit bedrog meegewerkt en er rugdekking aan gegeven.
Al een jaar na de oorlog van 1967 omschreef Moshe Dayan, een voormalige stafchef die toen minister van Defensie was, zijn plan voor de toekomst als 'de huidige realiteit in die gebieden'. Hij zei: 'Dit plan wordt in feite al uitgevoerd. Wat thans bestaat moet gehandhaafd blijven als permanente regeling op de Westelijke Jordaanoever'. Tien jaar later verklaarde Dayan op een conferentie in Tel Aviv: 'De vraag is niet: wat is de oplossing? maar: hoe kunnen wij zonder oplossing leven?' Geoffrey Aronson, die het joodse nederzettingenproject vanaf het begin op de voet gevolgd heeft, vat de situatie als volgt samen:
Zowel toen als nu werd 'leven zonder oplossing' door Israel opgevat als de ideale mogelijkheid om de voordelen van verovering zo groot mogelijk te maken en de lasten en gevaren van terugtrekking of formele annexatie zo klein mogelijk te maken. Echter, onder dit vasthouden aan de status quo ging een programma van expansie schuil, dat door generaties Israelische leiders is omhelsd als de kans om door middel van joodse nederzettingen tot een dynamische transformatie van de Bezette Gebieden te komen, die neerkwam op de uitbreiding van de feitelijke Israelische soevereiniteit tot aan de rivier de Jordaan.
In een interview met het Israelische dagblad Ha'aretz in 2004 beschreef Dov Weissglas [zie achterpagina; red.], kabinetschef van de toenmalige minister-president Ariel Sharon, het strategische doel van Sharons diplomatie als: De steun van het Witte Huis en het Amerikaanse Congres verwerven voor Israelische maatregelen, die het vredesproces en het idee van een Palestijnse staat in 'formaldehyde' zouden plaatsen. Een beeldspraak van een duivelse toepasselijkheid: formaldehyde voorkomt dat lijken tot ontbinding overgaan, en soms schept het de illusie dat zij nog leven. Weissglas legt uit, dat Sharons eenzijdige terugtrekking uit de Strook van Gaza en de ontmanteling van enkele geïsoleerde nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever tot doel hadden, om Amerikaanse goedkeuring te krijgen voor Israels eenzijdig handelen, en niet om een precedent te scheppen voor uiteindelijke terugtrekking uit de Westelijke Jordaanoever. De beperkte terugtrekking was bedoeld om Israel de ruimte te geven, zijn aanwezigheid op de Westelijke Jordaanoever te verdiepen en te verbreden - en dat doel is bereikt. Bush schreef in een brief aan Sharon: 'In het licht van de nieuwe feitelijke realiteiten, waaronder de reeds bestaande grote Israelische bevolkingscentra, is het onrealistisch te verwachten dat onderhandelingen over een definitieve regeling zullen leiden tot een volledige terugkeer naar de grenzen van de wapenstilstand van 1949.'
James Wolfensohn die de vertegenwoordiger van het Kwartet was ten tijde van de ontruiming van Gaza, heeft in een recent interview met Ha'aretz gezegd dat Israel en de Verenigde Staten stelselmatig het akkoord tussen Israel en de PNA ondermijnd hebben, dat hij in 2005 tot stand had helpen brengen, en in plaats daarvan Gaza tot een enorme gevangenis omgevormd hebben. De functionaris die hier achter zat, zo verklaarde hij tegenover Ha'aretz, was Elliott Abrams, de plaatsvervangend adviseur voor Nationale Veiligheid van Bush jr. 'Elk aspect' van het door Wolfensohn tot stand gebrachte akkoord 'was tenietgedaan'.
Een ander recent interview in Ha'aretz is nog onthullender, namelijk dat met Haggai Alon, die een hoge adviseur was van de voormalige minister van Defensie Amir Peretz. Alon beschuldigt de Israelische strijdkrachten (waarvan de hoogste officieren steeds vaker zelf kolonist zijn) ervan, dat zij heimelijk voor de belangen van de kolonisten werken. Alon verklaart dat het leger de instructies van het Opperste Gerechtshof omtrent de route die de zogenaamde veiligheidsbarrière [de Apartheidsmuur; red.] moet volgen in de wind slaat, en dat het in plaats daarvan 'een route uitstippelt, die de vorming van een Palestijnse staat onmogelijk maakt'. Alon vertelde Ha'aretz, dat toen de politici in 2005 met de Palestijnse leiding een akkoord sloten omtrent het verlichten van de beperkingen voor Palestijnen die in de Bezette Gebieden reizen (een onderdeel van het akkoord waaraan Wolfensohn gewerkt had), het leger in plaats daarvan de beperkingen voor de kolonisten verlicht had. Voor de Palestijnen werd het aantal checkpoints juist verdubbeld. Volgens Alon voert het leger 'een apartheidspolitiek' uit, die erop gericht is de Palestijnen uit Hebron [al-Khalil] te verdrijven en de Jordaanvallei te verjoodsen (zijn eigen term), terwijl het openlijk met de kolonisten samenwerkt, in een poging de twee-statenoplossing onmogelijk te maken.
Een nieuwe VN-kaart van de Westelijke Jordaanoever, afkomstig van het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken van de VN (OCHA), geeft een veelomvattend beeld van de situatie. De Israelische burgerlijke en militaire infrastructuur heeft 40 procent van het grondgebied tot verboden gebied voor de Palestijnen gemaakt. De rest, met inbegrip van grote bevolkingscentra als Nabloes en Jericho, valt uiteen in enclaves. Het verkeer tussen die enclaves wordt belemmerd door 450 wegversperringen en 70 bemande checkpoints. De VN hebben vastgesteld dat er een gebied overblijft dat sterk lijkt op dat wat voor de Palestijnse bevolking uitgetrokken was in de Israelische veiligheidsvoorstellen in de nasleep van de oorlog van 1967. Ook hebben zij vastgesteld, dat de thans in gang gezette veranderingen in de infrastructuur van de gebieden - onder andere een wegennet dat aan Palestijnse steden voorbijgaat en deze isoleert - een de facto reeds bestaande opdeling van de Westelijke Jordaanoever in afzonderlijke districten formaliseren.
Dit zijn de feitelijke realiteiten die door de slecht geïnformeerden en/of cynische wauwelaars in Jeruzalem, Washington en Brussel over het hoofd worden gezien - wauwelend over wachten tot de Palestijnen hun instellingen democratiseren, de 'infrastructuur van de terreur' ontmantelen en alle geweld en aanzetting tot geweld beëindigen voordat vredesonderhandelingen kunnen beginnen. Gegeven het ontbreken van enig machtsevenwicht tussen Israel en de Palestijnen - om niet te spreken van het enorme overwicht aan diplomatieke steun dat Israel geniet juist van die landen, waarvan men zou verwachten, dat zij het gebrek aan militair evenwicht langs de diplomatieke weg compenseren - zal er niets ten goede veranderen, zolang niet de Verenigde Staten, de EU en anderen onder ogen zien, wat nu al lang de fundamentele belemmeringen voor vrede zijn.
Eén van deze belemmeringen is de vooronderstelling die in Israels bezettingspolitiek besloten ligt, dat zolang er geen vredesregeling bereikt wordt, de 'standaardinstelling' van VN-Veiligheidsraadsresolutie 242 de voortzetting voor onbepaalde tijd van de Israelische bezetting is. Als dit een juiste lezing was, zou de resolutie in feite een bezettende mogendheid die het grondgebied van haar tegenstander wil behouden, uitnodigen dit te doen, door vredesbesprekingen eenvoudig uit de weg te gaan - hetgeen precies is wat Israel steeds doet. In werkelijkheid spreekt de inleidende verklaring van resolutie 242 uit, dat grondgebied niet veroverd mag worden door oorlog, hetgeen impliceert dat, als de partijen geen overeenstemming bereiken, de bezetter zich moet terugtrekken tot de status quo ante: Dat is logischerwijze de standaardinstelling van 242. Als Israel oprecht de intentie had gehad zich uit de Bezette Gebieden terug te trekken, dan zou 40 jaar zeker meer dan genoeg tijd geweest moeten zijn om daarover overeenstemming te bereiken.
De stelling van Israel is sinds jaar en dag dat, aangezien er vóór de oorlog van 1967 geen Palestijnse staat bestond, er geen erkende grens is waarachter Israel zich kan terugtrekken, want de grens van vóór 1967 was slechts een bestandslijn. Bovendien, omdat resolutie 242 oproept tot een 'rechtvaardige en duurzame vrede', waarin 'elke staat in de regio in veiligheid kan leven', meent Israel dat het de bestandslijn moet kunnen wijzigen - bilateraal, dan wel eenzijdig - om deze veilig te maken, voordat het de bezetting beëindigt. Dit is een schijnargument, om meerdere redenen, maar vooral omdat de Verdelingsresolutie 181 van de Algemene Vergadering van de VN (in 1947), waarop de internationale legitimiteit van de Joodse staat steunt, ook de rest van Palestina buiten de grenzen van de nieuwe staat erkende als het even legitieme erfdeel van Palestina's Arabische bevolkingsgroep, die daar haar eigen staat mocht vestigen. Daarbij gaf de resolutie de grenzen van dat gebied met grote precisie aan. De in resolutie 181 opgenomen bekrachtiging van het recht van Palestina's Arabische bevolking [de Palestijnen] op nationale zelfbeschikking was gebaseerd op bindend recht en op de democratische beginselen, die de meerderheid van de bevolking het recht op een eigen staat geven. (Toentertijd vormden Arabieren [Palestijnen] tweederde van de bevolking van Palestina.) Dit recht verdampt niet door de vertraging die in de doorvoering ervan is opgelopen.
In de loop van een oorlog, die begonnen is door Arabische staten, die doorvoering van de VN-verdelingsresolutie wilden voorhinderen, vergrootte Israel zijn grondgebied met 50 procent. Als verwerving van grondgebied door oorlog illegaal is, dan kan de vraag redelijkerwijze nu niet zijn hoeveel Palestijns gebied Israel zich nog meer mag toeëigenen, maar eerder hoeveel het mag behouden van het gebied dat het in de oorlog van 1948 verwierf. Op zijn allerminst moet vastgesteld worden dat, als de bestandslijn van 1949 al 'aangepast' moet worden, die 'aanpassingen' gemaakt moeten worden aan de Israelische en niet aan de Palestijnse kant van die lijn.
Het obstakel voor een oplossing van het Israelisch-Palestijnse conflict is duidelijk niet een gebrek aan vredesinitiatieven of vredesgezanten. Ook niet het geweld waartoe Palestijnen hun toevlucht hebben genomen in hun strijd om van de Israelische bezetting af te komen, al heeft dat geweld zich op een verachtelijke manier gericht op Israels burgerbevolking. Ook zonder het ombrengen van burgers goed te keuren, kunnen wij vaststellen, dat een dergelijk geweld zich meestal vroeg of laat voordoet in situaties waarin een volk naar nationale zelfbeschikking streeft en daarin gedwarsboomd wordt door een bezettende mogendheid. Ook Israels eigen strijd voor nationale onafhankelijkheid vormde daarop geen uitzondering. Volgens de Israelische historicus Benny Morris was het de Irgoen, die voor het eerst het geweld op burgers richtte. In Righteous Victims schrijft Morris, dat de opleving van het Arabisch [Palestijns] geweld in 1937 'een golf van bomaanslagen door de Irgoen op Arabische menigtes en bussen teweegbracht, die een nieuwe dimensie aan het conflict toevoegde'. Tot dan toe hadden Arabieren [Palestijnen] 'auto's en voetgangers onder vuur genomen en af en toe een granaat gegooid, waarbij vaak een paar omstanders of passagiers gedood werden', maar nu werden 'voor het eerst zware bommen geplaatst in drukke Arabische [Palestijnse] centra, en tientallen willekeurige mensen werden vermoord of verminkt'. Morris merkt op dat deze 'vernieuwing' spoedig Arabische [Palestijnse] navolgers vond.
Aan Israels pogingen om de Bezette Gebieden te behouden ligt ten grondslag, dat het de Westelijke Jordaanoever eigenlijk nooit als bezet gebied beschouwd heeft, hoewel het die benaming pro forma geaccepteerd heeft. Israeli's zien de Palestijnse gebieden als 'betwist' gebied, waarop zij evenzeer als de Palestijnen aanspraak kunnen maken, in weerwil van het volkenrecht en van VN-resoluties. Deze zienswijze is voor het eerst uitdrukkelijk uitgesproken door Sharon, in een opinie-artikel op de voorpagina van The New York Times van 9 juni 2002. Het gebruik van de bijbelse benamingen Judea en Samaria voor de gebieden - termen die vroeger alleen door de Likoed gebezigd werden maar inmiddels verplicht taalgebruik zijn voor de getrouwen van de Arbeidspartij - weerspiegelt een algemene Israelische opvatting. Dat oud-premier Ehoed Barak (thans minister van Defensie onder Olmert) de voorstellen die hij op de top van Camp David deed eindeloos aanmerkt als een uitdrukking van 'ruimhartigheid' van de kant van Israel en nooit als erkenning van Palestijnse rechten, is een ander voorbeeld van dezelfde mentaliteit. De term 'Palestijnse rechten' lijkt in het Israelische woordenboek in het geheel niet voor te komen.
Het probleem is niet, zoals Israeli's vaak beweren, dat Palestijnen niet tot compromissen in staat zijn. (Van een andere oud-premier, Binjamin Netanyahoe, is de klacht bekend, dat Palestijnen alsmaar zouden nemen en nemen, terwijl Israel niet anders dan zou geven en geven'.) Dat is een onfatsoenlijke beschuldiging, aangezien de Palestijnen het meest verregaande compromis gesloten hebben, toen de Palestinse Bevrijdingsorganisatie (PLO) de legitimiteit van Israel binnen de bestandslijn van 1949 formeel aanvaardde [in 1988]. Met deze concessie deden de Palestijnen afstand van hun aanspraken op meer dan de helft van het gebied dat door de VN-Verdelingsresolutie aan de Arabische [Palestijnse] inwoners toegewezen was [Israel binnen de bestandslijn van 1949 beslaat 78 procent van het grondgebied van het voormalige Britse Mandaatgebeid Palestina; red.]. Voor deze smartelijke concessie, die gedaan werd al jaren voordat Israel ermee instemde dat de Palestijnen in enig deel van Palestina recht hadden op een eigen staat, hebben zij nooit enige waardering gekregen. Het idee dat er nog verdere grenswijzigingen moeten komen ten koste van de 22 procent van het gebied dat voor de Palestijnen overblijft, is voor hen hoogst beledigend, en dat is begrijpelijk.
Niettemin zijn de Palestijnen tijdens de topconferentie in Camp David [in 2000] akkoord gegaan met wijzigingen van de grenzen van vóór 1967, waarbij grote aantallen van de joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever - ongeveer 70 procent - binnen Israel konden blijven, mits zij er vergelijkbaar grondgebied aan de Israelische kant van de grens voor zouden terugkrijgen. Barak wees dat af. Het is zeker waar, dat in het verleden de Palestijnse eis van het recht op terugkeer een ernstig obstakel voor een vredesakkoord is geweest. Maar het vredesinitiatief van de Arabische Liga van 2002 laat er geen twijfel over bestaan dat de Arabische staten akkoord zullen gaan met een minieme en symbolische terugkeer van een door Israel goed te keuren aantal vluchtelingen naar Israel, terwijl de overweldigende meerderheid gerepatrieerd zal worden naar de nieuwe Palestijnse staat, naar het land waar zij wonen, of naar landen die bereid zijn hen op te nemen.
De oorzaak dat alle eerdere vredesinitiatieven en alle pogingen van vredesgezanten mislukt zijn, is het feit dat de internationale gemeenschap nalaat Israels idee te verwerpen (behalve dan in loze retoriek) dat de bezetting en het creëren van 'feiten aan de grond' voor onbepaalde tijd kunnen doorgaan, zolang er geen voor Israel aanvaardbaar akkoord is. Toekomstige pogingen staat eenzelfde lot te wachten ondergaan, zolang deze fundamentele kwestie niet wordt aangepakt.
Wat nodig is voor een doorbraak, is dat de Veiligheidsraad een resolutie aanneemt die het volgende uitspreekt: 1) Wijziging van de situatie zoals deze vóór 1967 bestond, kan alleen in onderlinge overeenstemming tussen de partijen worden aangebracht. Eenzijdige maatregelen zullen geen internationale erkenning krijgen; 2) De standaardinstelling van resolutie 242, bekrachtigd door resolutie 338, is terugkeer van de bezettende Israelische strijdkrachten naar de grens van vóór 1967; 3) In geval de partijen niet binnen 12 maanden overeenstemming bereiken (de uitvoering van akkoorden zal natuurlijk langer duren), dan zal de VN-Veiligheidsraad een beroep doen op de standaardinstelling. De raad zal dan zijn eigen voorwaarden voor een beëindiging van het conflict stellen, en zal een internationale strijdmacht naar het gebied zenden om de rechtsorde te helpen vestigen, de Palestijnen bij te staan bij de opbouw van hun instellingen, de veiligheid van Israel te verzekeren door grensoverschrijdend geweld te voorkomen, en nauwlettend toe te zien op de uitvoering van de voorwaarden voor een beëindiging van het conflict.
Als de Verenigde Staten en hun bondgenoten zó krachtig stelling nemen dat Israel ervan overtuigd raakt, dat het geen wijzigingen in de situatie van vóór 1967 mag aanbrengen, waarover niet eerst in onderhandelingen over een definitieve regeling met de Palestijnen overeenstemming is bereikt, dan zouden er geen ingewikkelde vredesformules of beroemde bemiddelaars nodig zijn om een vredesproces op gang te krijgen. Het enige dat een afgezant als Blair kan doen om een vredesproces op de rails te zetten, is naar waarheid te zeggen wat de werkelijke belemmering voor vrede is. Daarmee zou ook de staat Israel een historische dienst bewezen worden, waarvan de enige hoop op veiligheid op de lange termijn berust op een succesvolle Palestijnse staat als buurland.
Naschrift van de redactie: Hoewel Henry Siegman in duidelijke taal de zwendel van het zogenaamde vredesproces blootlegt en met enkele niet vaak gehoorde voorstellen komt, is de netto balans van waar hij voor staat een twee-statenoplossing, waarbij Palestijnse vluchtelingen slechts de mogelijkheid wordt geboden om zich in de te vormen Palestijnse staat te vestigen (waarmee in de 21e eeuw een staat op etnische grondslag in stand wordt gehouden). De negatieve consequenties van dit model voor de Palestijnen - in zowel Israel, als daarbuiten - zijn zodanig, dat het niet door het NPK wordt onderschreven.
uit: London Review of Books van 16 augustus 2007
Henry Siegman is directeur van het US-Middle East Project. Van 1994 tot 2006 was hij hoofdmedewerker van de invloedrijke Amerikaanse Council on Foreign Relations en van 1978 tot 1994 hoofd van het Amerikaans Joods Congres.
vertaling: Paul Kuipe