Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 35, NUMMER 4

isoleren gematigde islamisten

Europa's tweede grote blunder in het Midden-Oosten


Alastair Crooke

'De situatie in Gaza is gevaarlijk. Het gevaar schuilt in het feit, dat HAMAS Gaza zal overnemen en in een "HAMASstan" zal omvor­men - een koninkrijk van boeven, moorde­naars, terro­ris­ten, armoede en wanhoop.' Aldus de reactie van Israels onder­minister van Defensie, Ephraim Sneh, op de over­name door HAMAS van de faciliteiten van een van de Palestijnse veilig­heids­dien­sten in de Strook van Gaza. Dat was in de dagen die voor­afgin­gen aan de 14e juni - de dag waarop de presi­dent van het Pale­stijns Natio­naal Gezag (PNA), Mahmoud Abbas [Abu Mazen], de regering van natio­nale eenheid ontbond.

 

Anders dan het beeld in de media, is hier geen sprake van een 'bur­ger­oorlog' en al evenmin bestaat HAMAS uit 'een bende waar­over de leiding de con­trole heeft verlo­ren'. Het optreden van HAMAS had slechts tot doel een van FATAHs vei­ligheids­diensten in de Strook van Gaza uit te scha­kelen - te weten de militie van Mohammed Dah­lan, de veilig­heidsadvi­seur van Abbas. HAMAS benadrukte dat het hier niet ging om een con­flict met FATAH als geheel. Inderdaad valt op, dat noch de andere Pale­stijnse veilig­heids­diensten, noch de Gazaanse politie doel­wit van het recen­te geweld zijn ge­weest.


Het optreden van HAMAS in de Strook van Gaza was een reactie op de opstelling van de internationale gemeenschap en FATAH, sinds de grote verkiezingsoverwinning van HAMAS in januari 2006. FATAH - de beweging van wijlen Yasser Arafat - ziet zichzelf als de grondlegger van de PNA en meent, in het ver­lengde daarvan, de vanzelf­sprekende regeringspartij te zijn. Zij heeft met de regimes van Arabi­sche buurlanden een langdu­rige strijd gevoerd om zich synoniem te laten verklaren met de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) - en impliciet daar­mee als 'de enige wettelijke verte­genwoordi­ger van het Pale­stijnse volk'. Sommigen binnen FATAH waren niet in staat het verlies van de macht onder ogen te zien, dan wel zich te ver­zoenen met de claim van HAMAS - onderbouwd met de verkie­zings­uit­slag - dat een islamistische partij thans het best vertolkt wat er binnen het Palestijnse volk leeft.


En op dit cruciale moment greep het zogeheten Kwartet [Ver­enigde Staten, Europese Unie, Russische Federatie en het Bureau van de secre­taris-generaal van de Verenigde Naties] in: Het zette PNA-president [en tevens FATAH-leider] Abbas onder druk om HAMAS geen ruimte te laten en de macht in handen van FATAH te hou­den. In dat geval zou hij op steun van het Kwartet kunnen reke­nen.

Daarop liet Abbas niet alleen na om - zoals in de grond­wet is vastgelegd - veiligheidszaken aan de nieuwe HAMAS-regering en haar minister van Binnenlandse Zaken over te dragen, het Kwartet ver­langde eveneens dat hij bevoegdheden van de nieuwe regering naar de PNA-president [naar hemzelf dus] overhevelde. Zo zijn het Ministerie van Financiën bevoegdheden ont­zegd: De salarissen van over­heidspersoneel werden voortaan door het Bureau van de Presi­dent uitbetaald. Voorts zijn nadien alle be­lang­rijke besluiten op basis van presidentiële decre­ten genomen. Als gevolg van dit alles werd de HAMAS-rege­ring mach­teloos gemaakt. Zoals Azzam Tamimi in HAMAS - Unwrit­ten Chap­ters (1) stelt, stond de HAMAS-regering geen politie­macht ter beschik­king en had zij geen bevoegdheid over de grensover­gangen.


Tegelijk legde het Westen de HAMAS-regering financiële sanc­ties op en drong deze in een politiek isolement, waarbij men erop stond, om zaken en steunverlening uitsluitend via PNA-president Abbas af te handelen. Kortom, in plaats van FATAH bij te staan in haar overgangsproblemen en Palestijnse een­heid te bevorderen - alsook een reële kans te benutten om de gema­tigd islamistische HAMAS bij een politiek proces te be­trek­ken - voerde de internationale gemeenschap een agressie­ve politiek, die beoogde interne verdeeldheid te zaaien. Daar­mee zijn de voorwaar­den voor het recente geweld in de Strook van Gaza geschapen. Europeanen mogen dan handen wrijvend de tele­vi­sie­beelden aanschouwenin, in werke­lijk­heid is de Euro­pese poli­tiek - die op één lijn zit met die van de Ver­enig­de Sta­ten - in grote mate ver­antwoorde­lijk voor wat er recente­lijk in Gaza is ge­beurd.


De Verenigde Staten en enkele Europese staten - waaronder Groot-Brittannië - hebben er voorts voor gekozen om de vei­lig­heids­dienst van de bovengenoemde Dahlan te financieren, te trainen en te bewapenen - Dahlan die door veel Palestijnen - te­recht- ervan verdacht werd [om door het Kwar­tet] voorbe­stemd te zijn geweest voor een rol als 'sterke man', die het PNA-presi­dent­schap uiteindelijk zou over­nemen en de macht van FATAH zou her­stel­len. Doel van die logistieke steun was om rond Dahlan een FATAH-militie op te bouwen, die mili­tair de confrontatie met HAMAS zou kunnen aan­gaan en deze zou kunnen ver­slaan. Ameri­kaan­se func­tiona­ris­sen hoopten in de tus­sentijd FATAH in de positie te brengen om HAMAS uit het zadel te wippen - anders gezegd, een fluwelen staats­greep tegen de zittende rege­ring [van nationale eenheid] te plegen.


In maart 2007 circuleer­de onder Palestij­nen een stra­tegie-docu­ment, dat door een van de 'gema­tigde' staten binnen de, door de Vere­nigde Staten gelei­de coalitie was opgesteld en waarin werd gesteld, dat het doel van de Verenigde Staten was om Abbas ertoe aan te zetten de zittende regering in augustus naar huis te sturen. Het Kwartet onderschreef dit plan in principe.


De steun die de Verenig­de Staten en Europa in de tussentijd aan FATAH gaven, was omvang­rijk en bereikte langs verschil­lende wegen zijn bestemming: Via NGOs en ontwikkelingsorgani­saties, hervor­mingsinitiatieven van FATAH, ontwikkelings­pro­gram­ma's voor de jeugd, informatie- en mediaprojecten, en vooral via een om­vangrijk programma dat gericht is op de werving, trai­ning, uitrusting en financiering van kaders in de veilig­heids­dien­sten, vooral die van Dahlan. Op last van USAID bevatte elk NGO-contract een clau­su­le, op basis waarvan de orga­nisa­tie belooft 'geen activitei­ten te zullen ontplooi­en met groepen die [door de Verenigde Staten en hun bondgeno­ten] als terro­ris­tisch zijn bestempeld'.


In zijn vernietigende End of Mission Report stelde de Specia­le VN-Coördinator voor het Vredespoces [?] in het Midden-Oosten, Alvaro de Soto [zie elders in dit nummer van Soemoed; red.]: 'De Verenigde Staten stuurden duidelijk op een con­fronta­tie tussen FATAH en HAMAS aan, zozeer zelfs dat een week voor Mekka' - waar de beide partijen elkaar in februari ontmoetten en onder auspiciën van koning Abdal­lah overeenkwamen een regering van nationale eenheid te vormen - 'de verte­gen­woordi­ger van de Verenigde Staten, tij­dens een overleg in Was­hington met de overige Kwartet-vertegen­woor­digers, tot tweemaal toe verklaarde "Ik zie dit geweld gaarne" - een verwijzing naar de bloedige strijd in Gaza, waarbij met grote regelmaat ook burgers omkwamen of gewond raakten - "omdat dit bete­kent, dat andere Palestijnen weerstand aan HAMAS bieden".'

 

Het is onder dergelijke omstandigheden geweest, dat door HAMAS pre­ven­tief is opge­tre­den. De weigering van FATAH om - overeen­komstig de grond­wet - het gezag over de veilig­heids­diensten over te dragen, in combinatie met de opbouw van de Dahlan-militie, heeft de gewapende arm van HAMAS ertoe aange­zet om alle be­lang­rijke facili­teiten van Dahlan en de zijnen in Gaza over te nemen. Nu de gekozen HAMAS-regering de situatie daar volledig onder controle heeft gekre­gen, is deze eindelijk in de positie om vei­lig­heid tot stand te bren­gen.


Maar daar is wel een prijs voor betaald, hoewel dit niets te maken heeft met de zogenaamde 'vooruitzichten op vrede'. Er was geen vredesproces en in de visie van de Palestijnen is daarop ook weinig uitzicht. In tegendeel. De leiders van HAMAS maken zich - net als hun collega's van Hizbullah - op voor een lange hete zomer met, naar het zich laat aanzien, onafwendbare regionale conflic­ten. De werkelij­ke prijs van de militaire putch van HAMAS tegen Dahlan is evenwel de verzwakking geweest van die in­vloedrijke factie binnen FATAH, die al geruime tijd zich ongemakkelijk voelde bij de coöptatie door de Verenigde Staten en Israel van Dahlan en FATAH en die steeds gepleit hebben voor een werke­lijke samen­wer­king tussen FATAH en HAMAS. Maar nadat FATAH in Gaza een vernederende neder­laag heeft moeten incasseren, is men binnen FATAH niet bepaald in de stemming om wie dan ook te steunen, die zich voorstander van een werkrela­tie met HAMAS betoont. Want het is een ding om door mede-Palestijnen als een zetbaas van het Westen gezien te worden, nog erger is het om voor een mislukte zet­baas door te gaan.


Hoewel het nog te vroeg is om te beoordelen, is het mogelijk dat de putch van HAMAS door moslims buiten Palestina van even groot belang gezien zal worden als de uit­komst van de oorlog tussen Israel en Hizbullah in de zomer 2006. De komen­de weken zullen wij van de kant van Arabische staten mogelijk eerste bemiddelingspo­gingen zien, die tot doel hebben in Pale­stina opnieuw een regering van nationale eenheid tot stand te bren­gen. Mocht het zover komen, dan is de kwes­tie van de veilig­heid in ieder geval al gere­geld. Want HAMAS heeft op dit punt inmiddels feiten aan de grond gecre­erd.


Van de kant van de Amerikanen en de Euro­peanen kan evenwel verwacht wor­den, dat zij zich tegen elke wijziging inzake de politieke uitsluiting van HAMAS zullen verzetten. Waar zij op uit zijn en waaraan zij willen vasthou­den, is het terug­draai­en van de status quo ante van het Oslo-pro­ces, hoezeer ook deze in dis­krediet is geraakt. Ech­ter, met hun pogingen om FATAH aan de macht te houden, verhogen zij het risico op tweedracht, hernieuwd geweld en in het algemeen fragmentatie van de Pale­stijnse politiek, die zich nog vele jaren zal doen gel­den.


Een vredesproces met Israel - mocht het ooit zover komen - kan niet gebouwd worden op Palestijnse verdeeldheid en onderlinge strijd. Het optreden van vorige Amerikaanse gezanten - zoals generaal Anthony Zinni en George Tenet - heeft slechts tot het vergroten van de ver­deeld­heid bijgedragen. Daaruit zijn geen lessen ge­trok­ken. De ontbinding op 14 juni door PNA-president Abbas van de regering van nationale eenheid en de vorming van een nood­regering - in beide gevallen op basis van decreten met een twij­felachtige juridische basis - heeft een eind ge­maakt aan wat er nog aan Palestijnse eenheid restte. Dit kwam op een moment, dat HAMAS - net als andere gematigde islamis­tische bewegingen in de regio - te maken heeft met een radica­lisering van de eigen achterban en een groeiende twijfel omtrent het nut van deelname aan verkiezingen.


Het Westen had geen slechter moment kunnen kiezen om van FATAH een zetbaas te maken, die afhankelijk is van westerse financi­ële steun en Israelische 'concessies' en die een gebrek aan popu­lari­teit moeten compenseren. In het grootste Israelische dagblad, Yediot Ahranot, is er in de editie van 14 juni op gewezen, dat 'in Nabloes, Jenin, Hebron [al-Khalil] en Ramal­lah de strij­ders van FATAHs al-Aqsa Martelaren Brigade de zaken daar in niet geringe mate onder contro­le heb­ben weten te krijgen, dank­zij de steun van Israe­ls Alge­mene Veilig­heids­dienst [Shin Bet], die iedereen in de gevan­genis geworpen heeft, die ook maar enigs­zins naar HAMAS rook'. Europese politici slaan - afgaande op hun publieke uitspraken - nauwe­lijks acht op de toename van de spanningen in de regio. Insta­biliteit voedt instabiliteit. De opgelegde bevriezing door de Ameri­kanen en Europeanen van bank­transac­ties, die een rege­ring met HAMAS-ministers verhin­dert om over de eigen fondsen te beschikken - inclu­sief die welke uit moslimlanden afkomstig zijn - zal tot nieuwe en moge­lijk gevaar­lijke ongeregeldheden in de regio leiden.


Westerse commentatoren zijn - ingefluisterd door FATAH-loya­lis­ten - nog altijd geneigd om de verkiezingsuitslag van 2006 louter te zien als een forse tik op de vingers van de tot dan toe domi­nante FATAH, door een electoraat dat woedend is over haar corruptiepraktijken en wanbestuur. Sinds 1993 hebben de Pale­stijnen onder een eenpartijbestuur geleefd. Patronage, het vergeven van banen en het be­stuur lagen in handen van FATAH, die haar ach­terban in dit alles liet delen. Hoewel het een belang­rijke factor is ge­weest, moet de verkie­zings­uitslag niet pri­mair gezien worden als een veroorde­ling van FATAHs corrup­tie­prak­tijken. Ik herin­ner mij een leider in een Pale­stijns vluchte­lingenkamp in Libanon, die mij zei: 'U zult er nog achter­komen ... wat deze overwin­ning van HAMAS betekent in termen van een defini­tieve vertrou­wens­breuk van de Palestijnen rich­ting de inter­nationale ge­meen­schap. Wij gelo­ven niet langer dat wij op de Ameri­kanen of Europeanen kunnen re­kenen, om voor ons het juiste te doen. Wij weten, dat wij uit­sluitend nog op eigen kracht moeten vertrou­wen.' HAMAS onderkende al geruime tijd, dat de steun van de Pale­stijn­se kiezer voor FATAH - die in 1993 na het afsluiten van de Oslo-Akkoor­den via de stembus een machts­mo­nopolie op het politie­ke en mili­taire vlak had gekre­gen - niet langer be­stond. Er is nauwe­lijks nog een Pale­stijn te vinden, die meent dat 'goed gedrag' van Pales­tijnse kant - zoals FATAH aan Israel heeft be­loofd - de Ameri­kaanse rege­ring ertoe zal bewegen haar binnen­landse Israel-lobby te veronacht­zamen en op Israel druk uit te oefe­nen om zich terug te trek­ken uit de gebieden die het in 1967 heeft bezet. 'Sinds jaar en dag voorspelt HA­MAS, dat Israel niet over de brug zal komen', zo schrijft Tami­mi, 'en het vre­desoverleg heeft ge­bruikt om meer [Pale­stijn­se] grond te ontei­ge­nen.'


Palestijnen hebben moeten toezien, hoe op de Westelijke Jor­daanoever hun te vormen staat door toedoen van Israels salami-tac­tiek - joodse nederzettingen, legerpos­ten, militaire zones, hekken, muren en bypass roads die slechts door Israe­li's gebruikt mogen worden - ondergra­ven is en het gebied in encla­ves opgedeeld is geraakt, waarbinnen rond 2,5 miljoen Pale­stijnen opeengepakt zitten, van wie de bewegingsvrij­heid sterk aan banden is gelegd. Een kaart van de Westelijke Jor­daanoever die onlangs door de UN Office for the Co-ordination of Hamani­tarian Affairs (OCHA) is gepubliceerd [afgedrukt op pagina 5 van het vorige nummer van Soemoed; red.], geeft aan, dat als gevolg van het Israelische netwerk van nederzettin­gen en de daarbij behorende infrastructuur zo'n 40 procent van het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever niet langer voor Palestijnen toegan­kelijk is. Dezen hebben moeten consta­teren, dat de Verenigde Staten en Europa daartegen niets ondernomen hebben. Beide stelden dat Palestijns geweld er de oor­zaak van is. Palestijnen wezen er op hun beurt op, dat in perioden van [relatieve] rust eerder meer, dan minder van hun grond aan Israels salami-taktiek blootgesteld is geweest. Niettemin bleef de internationale gemeenschap er het zw­ijgen toe doen. Tegen 2006 was al het optimisme vervlogen, dat het Oslo-proces had weten te ge­nereren en kozen de Palestijnen voor HAMAS. Er bestaat niet langer een noemenswaardig 'vredeskamp', dat vertrouwen heeft in een geleidelijk proces in de richting van de vorming van een Palestijnse staat.


Tegen deze achtergrond van ontgoocheling signaleren de co-auteurs van Jamil Hilals Where Now for Palestine? - The Demise of the Two-State-Solution (2) een ontwikkeling in de rich­ting van een binationale staat in Israel/Palestina, dan wel van een nieuwe ronde in het gewapend verzet (of beide). Ziad Abu Amr [minister van Buitenlandse Zaken in de regering van natio­nale eenheid, die slechts een kort leven beschoren was; red.] betoogt, dat 'de PNA een façade geworden is, waarachter een onverminderde Israelische bezetting schuil gaat en een werk­tuig in de handen van Israel vormt, om zijn bezettingspo­li­tiek te regu­leren'. Hilal stelt dat 'Israels politiek neer­komt op een stelselmatige ontkenning van de basisvoorwaarden, die noodzakelijk zijn om te komen tot de vorming van een levens­vatbare, onafhankelijke Palestijnse staat', terwijl Ilan Pappé die in zijn bijdrage de wortels van de Israelische politiek in beschou­wing neemt, tot de conclusie komt, dat 'de bezetting op dezelfde ideologische infrastructuur steunt, die in 1948 uitgedraaid is op etnische zuivering [van rond 750.000 Pale­stijnen]. Geen van de auteurs denkt dat de psychologische en politieke voorwaarden voor een twee-staten-oplossing nog langer aanwezig zijn. De recente oproep van Adalah, een Pale­stijnse mensen­rech­tenorgani­satie in Israel, om te komen tot een Israeli­sche grondwet, is een ander bewijs van radicali­se­ring.[vanwege onoverbrugbare tegenstellingen tussen gelovige en niet-gelovige joden heeft Israel nooit een grond­wet gehad, maar in plaats daarvan een verzameling zogeheten Basis­wet­ten; red.] In een discus­siestuk met de titel The Democratic Con­stitution - dat niet alleen onder de Pale­stijnse burgers van Israel veel heeft losgemaakt, maar ook tot woedende reacties in sommige Israe­lische media heeft geleid - wordt opgeroepen om een grondwet op te stellen, die in overeen­stemming is met demo­cratische beginse­len, uitgaat van tweetaligheid en van multi­culturalisme en waarin eerst en vooral de volledige gelijkbe­rechtiging van alle burgers en ingezetenen is vastge­legd. In het verlengde daarvan zal Israel niet langer een exclu­sief joodse staat zijn, of zelfs een staat die speci­ale privi­leges aan zijn joodse burgers verleent.


Een van de verklaringen voor de verkiezingsnederlaag van FATAH schuilt in haar onvermogen om in te zien, dat de regering van George Bush jr. verschilt van die van zijn voorganger Bill Clinton. FATAH bleef volharden in de opvatting, dat - alles wel be­schouwd - de regering-Bush haar visie deelde inzake een Palestijnse staat, die gebaseerd zou zijn op terugtrekking door Israel uit in 1967 bezet gebied. De leiders bleven ervan uitgaan, dat als zij de Verenigde Staten maar behaagden, zij uiteindelijk beloond zouden worden met druk op Israel om in te stemmen met de vorming van een levensvatbare Palestijnse staat. Voor de meeste Palestijnen - onder wie velen binnen FATAH - is het echter al lang duide­lijk, dat de opvattingen van Bush jr. niet spoorden met die van FATAH, maar slechts met die van Tel-Aviv. In de Amerikaanse visie zal Israel voor altijd op de Weste­lijke Jordaanoever aanwezig blijven.

Khalil Shikaki van het Palestinian Centre for Policy and Survey Research [in Ramallah], dat door buitenlandse regerin­gen financieel wordt gesteund, deed in juni, september en december 2005 drie opiniepeilin­gen, waarvan de uitslag voor de meningsvor­ming van Washington bepalend zijn geweest. Alle­drie gaven aan, dat FATAH over een ruime voorsprong op HAMAS be­schikte: In juni was 44 procent voor FATAH, tegenover 33 procent voor HAMAS; in september was het percentage voor FATAH gestegen tot 47 procent, dat voor HAMAS gedaald tot 30 pro­cent; en een maand vóór de algemene verkiezingen leek FATAH goed voor 50 en HAMAS voor 32 procent. Echter de verkiezin­gen lever­den HAMAS 74 van de 132 parlementsze­tels op, tegen­over 45 voor FATAH [hoewel beide partijen een bijna even hoog percen­tage van de stemmen binnen wist te halen - op zich een opmer­ke­lij­k succes voor HAMAS - bleek het bestaande kiesstel­sel, met natio­na­le en regionale lijsten, meer in het voordeel van HAMAS gewerkt te hebben; red.] In november was HAMAS ervan uitgegaan, dat zij tussen de 70 en 80 parlementszetels zou behalen.

Het valt moeilijk te achterhalen of het de Amerikaanse en Europese weigering is geweest om de nieuwe feiten onder ogen te zien, die na de verkiezingen het handelen van een deel van de leiding van FATAH heeft bepaald, of dat de vrien­den van Europa binnen FATAH - zoals Dahlan, die claimde in staat te zijn HAMAS aan te pakken - de Europeanen ertoe hebben weten over te halen, de ogen te sluiten voor de revolutionai­re ver­schuiving in de opstel­ling van het Pale­stij­nse electoraat. Zoals al-Ahram Weekly [Cai­ro] onlangs berichtte,

 

     geeft [Dahlan] stilzwijgend toe, dat hij in belang­rijke mate achter de wetteloosheid en de chaotische veilig­heidssitu­a­tie in Gaza zit: "Ik zet gewoon twee jeeps in, waarop er geroepen wordt dat Gaza in brand staat ... HAMAS is thans de zwak­ste Pale­stijnse factie. Zij klaagt en jam­mert. Wel, zij zullen nog meer te lijden krijgen, totdat zij tot zeven generaties terug verdoemd zullen worden.


Hoe het zij, de Europeanen hebben inmiddels een enorme poli­tieke blunder gemaakt - in omvang direct volgend op hun steun aan de Amerikaans/Britse invasie van Irak - door strak vast te houden aan het isoleren van HAMAS en het opnieuw aan de macht willen brengen van FATAH.


Tijdens de verkiezingscampagne had HAMAS gesteld, dat FATAHs belofte aan Israel om aan het geweld een eind te maken, de beweging slechts minachting van de kant van Israel zou opleve­ren, omdat dit gezien zou worden als een bewijs van Palestijn­se 'zwakte'. In de visie van HAMAS zal een rechtvaar­dige oplos­sing dichter­bij komen, wanneer Israel voor zijn tegen­stan­ders 'ont­zag gaat krijgen'. FATAHs inspanningen om Israels vredes­part­ner te worden, dragen indirect bij aan de hegemonis­tische ambities van Israel. Om die reden bepleit HAMAS voort­zetting van het verzet en het terugdraaien van de Arafat-doctrine. Voor HAMAS betekent dit, dat er geen Pale­stijnse instituties in het leven geroepen dienen te worden, zolang er geen Palestijnse staat tot stand is gebracht. Binnen de bewe­ging is men van mening, dat goed bestuur nu - en de eenheid die dit zal bewerk­stel­ligen - de weg is naar een Pale­stijnse staat. Met haar staat van dienst inzake effec­tief en corrup­tie-vrij lokaal bestuur, is HAMAS erop gespitst deze uitgangs­punten ook op het natio­nale niveau in prak­tijk te bren­gen. Gaza biedt daartoe nu de kans.


Het probleem voor HAMAS is, dat haar islamistische achterban en de islamistische beweging in het algemeen [dat wil zeggen ook die buiten Palestina] een periode van intro­spectie inge­gaan is. Want het is duidelijk - talloze islamistische websi­tes bevestigen dit - dat er inmiddels serieuze vraagtekens ge­plaatst worden bij de toonaangevende islamistische strate­gie, om te trachten via de stembus hervormingen door te voeren. Daarvan zal ook buiten Palestina een effect uitgaan - meest voor de hand liggend in Egypte en Jordanië. Drie ontwikkelin­gen hebben tot deze herbezinning aanleiding gegeven: De sanc­ties die aan de HAMAS-regering zijn opgelegd; de door de Verenigde Staten gesteunde oorlog van Israel in Libanon van afgelopen zomer, die tot doel had Hizbullah te vernietigen; en de onderdrukking van de Moslim Broederschap in Egypte, waar­over van de kant van de Europeanen geen woord van protest te beluisteren viel. Onver­minderde vijandschap jegens alle isla­misten - hoe gema­tigd hun politiek ook is - vormt voorts een bron van frus­tra­tie voor de basis van islamistische bewegin­gen.

Tijdens een conferentie in Beiroet kwam de hoogste HAMAS-vertegenwoordiger aanwezig, Usamah Hamadan, bloot te staan aan scherpe kritiek van de leider van de Jama'at al-Islamiyah in Libanon, Fathi Yakan, op grond van het feit dat zijn orga­nisatie überhaupt zich op het pad van de verkiezingen had begeven. Yakan wees op het falen - zonder enige uitzondering de ervaring van alle isla­misten - van die islamisten, die in hun respectievelijke parlementen hadden geparticipeerd. Geen parlementslid - van Cairo tot Islamabad of daar ergens tussen­in - is erin geslaagd om ook maar enige verandering van enig belang in hun samenlevingen tot stand te brengen. Tezelfder­tijd debatteert de jonge garde van de Moslim Broederschap in Egypte of hun inmiddels 80 jaar oude beweging al dan niet het spoor bijs­ter is. Critici beweren, dat zitting nemen in het parlement - terwijl de leiders in de gevangenis zit­ten, de economische basis wordt aangevallen en wetgeving wordt aange­nomen, die beoogt bewegingen op religieuze basis, van verkie­zingen uit te sluiten - de geloofwaardigheid van isla­mistische bewegingen aantast en deze tot voorwerp van spot maa­kt. De beweging is, zo wordt gesteld, te groot, te rigide en spreekt te weinig aan. De uitgangspunten dienen opnieuw doordacht te worden. Wellicht dienen de bewegingen opgebroken te worden.


Daarmee is aan de orde, of gematigde islamisti­sche bewegin­gen als HAMAS en Hizbullah erin zullen slagen, greep te houden op dit proces van radicalisering en of zij als een coherent, gedisci­plineerd politiek blok zullen kunnen overleven. Soenni­tisch-islamistische bewegingen maken zich in toenemende mate zorgen over de groei van sala­fistische [= ultra-orthodoxe] groepen, die nihilistisch zijn in hun minach­ting voor politie­ke ideo­logie en in hun geloof, dat het platbranden van de restan­ten van de koloniale overheersing voldoende zal zijn om het revolu­ti­onaire bewustzijn [van de massa] te verhogen. Salafi­sche groepen winnen momenteel in de Strook van Gaza aan invloed, evenals in Irak, Libanon en Noord-Afrika.

Wat er in het verschiet ligt, is allesbehalve duidelijk. Terugkeer naar een gewelddadig voorhoedepolitiek zoals in de jaren zestig en zeventig - die verstoken is van legitimiteit bij, en steun van de bevolking - is niet erg waarschijnlijk. Meer voor de hand ligt, dat gematigde bewegingen, zoals HAMAS en Hizbul­lah, het volks­verzet zullen aanmoedigen en tezelfder­tijd hun politieke vertegenwoordiging is stand zullen houden. Het gewapend verzet van HAMAS tegen wat zij, terecht, ziet als een westerse cam­pag­ne om haar uit het zadel te wippen, is een voorbeeld hoe islamistische bewegingen hun geradicaliseerde achterban tevre­den kunnen stellen - een achterban die steeds bozer wordt over Ameri­kaanse inmenging in interne aangelegen­heden, ten faveure van wat Hizbul­lah-leider Hassan Nasrallah 'het Westerse Pro­ject' genoemd heeft.


Een indicatie voor wat de kiezers thans willen, kan uit Nas­ral­lahs toespraken opgemaakt worden. 'In onze regio', zo verklaarde hij in maart in Beiroet, 'zien wij de ernstige dreiging ... die uitgaat van de regering van de Verenigde Staten en haar poli­tiek, gericht op controle over onze bodem­schatten, ons grondgebied, onze besluitvorming en onze lotsbe­stem­ming ... Vandaag de dag horen wij niet langer spreken over ver­kie­zingen en over democra­tie ... Zij zijn erach­ter gekomen, dat wanneer er in de isla­mitische wereld vrije en eerlijke verkiezin­gen plaatsvinden, patriotten die vijandig staan tegenover de Amerikaanse poli­tiek en die niet voor de Ameri­kaanse hegemonie zwichten, in elk van die gevallen winnen, of het nu om islamisten gaat of niet, overeenkomstig de alge­hele stemming in de islamitische we­reld.' Met andere woorden, in het geding is, of individuen en staten zich naar de politiek van de Verenigde Staten zullen schikken, of dat zij 'zullen weige­ren te zwich­ten'.


De inspanningen van de Verenigde Staten zijn een wezenlijk element in de huidige crisis. Van Irak blijft een destabili­se­rende werking uitgaan en verscherpt overal de tegenstellin­gen tussen soennieten en shi'ieten. De Amerikaanse en Europese politiek inzake Palestina en Libanon draagt tot interne span­ningen en polarisatie bij, en een [gewapend] conflict waarbij Iran en Syrië betrokken zijn, zal al het overige in de regio in de schaduw stellen. Wel beschouwd, zijn de Verenigde Staten en Europa momenteel bij zes interne conflicten in de islamiti­sche wereld be­trokken: in Somalië, Soedan, Afghanis­tan, Irak, Libanon en Palestina. In elk van de genoemde geval­len leveren zij finan­ci­ële steun of wapens aan een fac­tie, die deze tegen een andere inzet. Bij het schrijven van deze woor­den bereidt Hizbullah zich voor op een escalatie van het conflict met Is­rael. Syrië en Iran zijn eveneens tot de conclusie gekomen, dat de dreiging van een conflict een reële is en berei­den zich daar actief op voor.


Wanneer alle betrokken partijen een conflict als onvermijde­lijk gaan zien, dan wordt die 'onvermijdelijkheid' self-ful­filling. De Amerikanen vergelijken de situatie in de regio graag met die in de jaren dertig van de vorige eeuw en opkomst van het totalitarisme. Maar wellicht biedt het Europa van 1914 een betere vergelijking: De situatie is zodanig, dat een of andere onver­wachte, op zichzelf staande gebeurtenis een reeks ontwik­kelingen in gang kan zetten, waarop zelfs de groot­mach­ten in de regio geen greep meer zullen krijgen. Tenslotte heeft in het verleden een auto-ongeluk (in het geval van de Eerste Intifada; 1987) of een brand in een bioscoop (de Iraan­se Revolu­tie; 1979) gevolgen gehad, die niemand op dat moment had kunnen voorzien.


Israel lijkt, wat haar positie betreft, slechts op de korte ter­mijn te denken. Tel-Aviv meent dat het conflict met de Palestijnen hanteerbaar blijft; de economie blijft groeien en de toeristen­industrie floreert. Israeli's hebben een modus vivendi met de buitengewone leefomstandigheden weten te vin­den. Het leven zal gewoon doorgaan, zo nemen zij vol vertrou­wen aan. In Failing Peace (3), waarin de psychologische en humani­taire kosten van de bezetting en het aanhoudende geweld in kaart worden ge­bracht, wijst Sara Roy er waarschuwend op, dat, aan de vooravond van Oslo, onder Israeli's de opvatting be­stond, dat vrede en bezetting elkaar uitsloten, maar dat dit inmid­dels veranderd is. De afgelopen jaren zijn meer en meer Israeli's van de bezetting gaan profiteren. Hun dagelijks bestaan wordt bijvoorbeeld gemakkelijk gemaakt dankzij een groot netwerk van wegen op de Westelijke Jordaanoever ten behoeve van de joodse nederzettin­gen, evenals door een ople­vende economie ... Bijgevolg voelen Israeli's zich niet langer ongemakkelijk bij de bezetting, op een moment dat deze juist repressiever en perverser is gewor­den. Deze contradictie is gevaarlijk en onhoudbaar.


De waarschuwing van Roy is op zijn plaats. Op de middellange termijn valt te voorspellen, dat een groeiend aantal Pale­stijnen onder Israelische controle - maar ook elders - zullen radi­ca­lise­ren. Israels 'gematigde' vrienden onder de Arabieren zullen mogelijk van het politieke toneel verdwijnen. Israel zal wellicht te maken krijgen met niet alleen islamisten in de Palestijnse regering, maar ook aan de grenzen met Jordanië en Egypte. Een conflict met Iran - mocht er van komen - zal de verhou­dingen in de regio eveneens ingrijpend kunnen wijzi­gen.

 

Dit vooruitzicht zal de ingedutte Europeanen, die het allemaal als alarmistisch zullen afdoen, niet van de ingesla­gen koers afbrengen, ook al is hun staat van dienst als het gaat om het goed duiden van de gebeurtenissen in de regio niet bepaald indrukwekkend. Dit zijn evenwel de scenario's die door be­dachtzame islamisten in de regio serieus genomen wor­den. Laten wij hopen - en dat is wellicht het enige dat wij kunnen doen - dat gematigde islamistische bewegingen in deze turbulen­te tijden op koers blijven, niettegenstaande de pogin­gen van Amerikanen en Europeanen om te verhinderen dat isla­mistische bewegingen, die thans de dominante politieke stro­ming in de regio vormen, de samenlevingen van het Midden-Oosten vorm gaan geven. Deze pogingen maken speelruimte, niet voor de pro-Westerse secularisten die het Westen wil verster­ken, maar voor diegenen, die geloven dat, om een nieuwe samen­le­ving tot stand te brengen, men de oude eerst moet platbran­den.


(18 juni)

noten

1     Tamimi, A., Hamas - Unwritten Chapters; Londen, Hurst, 2006; 344 pp. 

2     Hilal, J. (ed.), Where Now for Palestine? - The Demise of the Two-State Solution; Londen, Zed Press, 2007; 260 pp.

3    Roy, S., Failing Peace - Gaza and the Palestinian-Israeli Conflict, Londen, Pluto Press, 2006; 379 pp.


uit: London Review of Books van 5 juli 2007


Alastair Crooke is een voormalige MI6-functionaris (de Britse CIA) en een van de oprichters van Conflicts Forum, een organi­sa­tie die pro­beert een bemiddelende rol te spelen tussen wester­se politici en overheidsfunctionarissen en vertegenwoor­digers van gema­tigde islamistische bewegingen.


vertaling: Rudi Cornelissen


Meer over Soemoed
index Soemoed - jaargang 35, nummer 4