Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 33, NUMMER 3

na de AUT-nederlaag

Waarom een academische boycot noodzakelijk blijft


Oren Ben-Dor

Onderweg naar mijn geboortedorp Nahariya in Noord-Israel passeer ik een indrukwekkend vormgegeven Holocaust-monument, ter ere van 'de Strijders van de Ghetto's'. Het is moeilijk niet geraakt te worden door het belang en de prominente plaats van dit monument. Echter, driehonderd meter verderop bevinden zich de vergeten restanten van het Palestijnse dorp al-Sumuriya, waarvan de inwoners behoren tot de 750.000 Palestijnen, die in de oorlog van 1947-1949 [ontstaan van de staat Israel; red.] ontheemd zijn geraakt [dat wil zeggen: door joodse strijdgroepen verdreven zijn, dan wel voor het oorlogsgeweld zijn gevlucht; red.]. Dit contrast illustreert de wijze waarop in Israel de catastrofe die de joden is overkomen, het nationale collectieve geheugen monopoliseert, ten koste van de Ander.

Het besluit van afgelopen week van Britse academici om hun eerdere besluit inzake de boycot van twee Israelische universiteiten terug te draaien, is een gemiste kans om Israeli's - en in het verlengde daarvan Palestijnen - wakker te schudden, waar het gaat om de grote urgentie om een debat te starten over alle lijken in de kast - zowel de zionistische als de Palestijnse. De [Britse] Association of University Teachers (AUT) laat, met het terugdraaien van haar eerdere besluit, de ruimte bestaan voor ontkenning en het vergeten - aan beide zijden - die tot een nieuwe catastrofe en aanhoudend bloedvergieten zullen leiden. De vicieuze cirkel van slachtofferschap, haat en eigengerechtigheid kan niet overstegen worden, zolang beide partijen de andere partij niet toestaan om het diepste van de pijn te uiten en zich vervolgens met het trauma bezig te houden.

Het intrekken van de boycot doet vermoeden dat sommige leden van de AUT tot een daad van morele lafheid zijn aangezet op grond van een gevoel van collectieve schuld over Europees anti-semitisme uit het verleden, dat zorgvuldig door pleitbezorgers van de staat Israel is gevoed. Het is ook mogelijk dat het sommigen niet goed voor ogen stond wat de inzet van de boycot was.

Academische vrijheid is geen holle abstractie die onvoorwaardelijk academische werkzaamheden beschermt, zoals men zou kunnen afleiden uit nutteloze uitspraken van persoonlijkheden in Groot-Brittannië - onder wie die van [opperrabbijn] Jonathan Sachs, die tegen de boycot is gekant. Het belang van academische vrijheid is dat zij de voorwaarden schept voor het overstijgen van de publiek-gesanctioneerde grenzen van het debat. Van een dergelijke vrijheid is precies in Israel geen sprake. De zionistische ideologie, die stipuleert dat Israel zijn joodse meerderheid dient te behouden, is een gegeven dat niet tot onderwerp van debat kan worden gemaakt. Zij vormt de grondslag voor de weigering om Palestijnse vluchtelingen [naar hun woonoorden] te laten terugkeren. Het handjevol intellectuelen dat vraagtekens bij deze heilige koe durft te plaatsen, wordt aangemerkt als 'extremisten'. Maar waarom wordt de vraag niet opgeworpen of het zionisme zèlf niet extremistisch is?

Links-Israel - zogenaamde 'vredesactvisten' die zich door de boycotactie beledigd voelden - zijn zelf onoprechte medeplichtigen aan het smoren van een dergelijk debat, door dit te beperken tot de kwestie van 'de bezetting van 1967'. Echter, de bezetting waarover gedebatteerd zou moeten worden - hetgeen niet gebeurt - is de bezetting van geheel Palestina.

Israelische universiteiten zijn, door de bank genomen, onderdeel gemaakt van de nationale consensus. Het moeten ontberen van academische vrijheid blijkt niet alleen duidelijk uit de handelwijze van de Universiteit van Haifa richting haar docent Politieke Wetenschappen, Ilan Pappé, en degenen die hij probeert te verdedigen. Het blijkt eveneens uit de totale marginalisatie van het debat over het racistische karakter van de zionistische staat en over de catastrofe die het zionisme voor het Palestijnse volk heeft betekend.

Zionisme tot onderwerp van debat maken en - in het verlengde daarvan - zich inleven in de gevoelens van de slachtoffers van wat de Palestijnen aanduiden met de Nakba (Catastrofe) van 1948, dienen een centrale plaats in het academische debat in te nemen. Druk van buitenaf is [kennelijk] noodzakelijk om Israeli's daarvan bewust te maken en hen ertoe aan te zetten over deze kwesties bij zichzelf te rade te gaan.

Academici dient aangerekend te worden dat zij hebben nagelaten weerstand te bieden aan beperking van academische vrijheid die hen door de instellingen waaraan zij zijn verbonden, is opgelegd. Of zij nu wiskundigen, historici, juristen, filosofen of economen zijn - allen dienen te verlangen dat hun instellingen de uitdaging aangaan, die het ideaal van academische vrijheid stelt. In Israel doen zij dat helaas niet.

Een boycot om werkelijke academische vrijheid in Israel te bevorderen zou academici overal ter wereld dienen te verenigen. Inzet is de fundamentele vrijheid om vraagtekens te plaatsen bij de racistische vooronderstellingen die aan een nationalistische ideologie en geschiedschrijving ten grondslag liggen. Met andere woorden: Een academische boycot is nog belangrijker dan een algehele boycot van Israel als een criminele staat, waaraan Israelische academici - net als de overige Israeli's - bloot zouden staan.

Echter, wij zouden méér moeten verlangen dan een met tegenzin 'verleende' academische vrijheid om over de schuld van het zionisme aan de Palestijnse catastrofe te debatteren. Beter zou het zijn, indien academische instellingen in Israel - ter compensatie van de ongunstige verhoudingen die door de lange geschiedenis van Nakba-ontkenning zijn ontstaan - thans een dergelijk debat actief zouden stimuleren en bevorderen, door speciale fondsen en faciliteiten beschikbaar te stellen.

De academische boycot die ik bepleit, onderscheidt zich van een algehele boycot tegen Israelische goederen, sportlieden, enzovoort - waarvan ik overigens ook voorstander ben - op grond van de niet-aflatende misdaden van de staat Israel in de Bezette Gebieden. Zeker, de Bar-Ilan Universiteit is - door een hogeschool daar [die in de joodse nederzetting Ariel; red.] te steunen - medeplichtig aan die misdaden. Niettemin, de boycot die ik graag zou zien, is een boycot die academische vrijheid beoogt te realiseren, die alle AUT-leden zo na aan het hart ligt. Een academische vrijheid die Israelische academici ertoe aanzet om vragen op te werpen, die zij thans niet durven op te werpen. Het gaat daarbij om de vrijheid van debat in een land dat zichzelf graag presenteert als 'de enige democratie in het Midden-Oosten', maar dat het debat over het Herrenvolk-karakter van zijn democratie aan banden legt.

Hoewel de AUT ditmaal over de oproep tot boycot is gestruikeld, zal de kwestie zich blijven aandienen. Ik roep andere vakbonden van academici op om het stokje op te pakken, dat de AUT heeft laten vallen.


uit: The Independent (Londen) van 30 mei 2005

Oren Ben-Dor is geboren in Israel, maar woont in Groot-Brittannië, waar hij Rechten doceert aan de Universiteit van Southampton.

vertaling: Rudi Cornelissen
Meer over Soemoed
index Soemoed - jaargang 33, nummer 3