NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 32, NUMMER 5
Palestijnen nog altijd op zoek naar een strategie
Bij het ingaan van het vijfde jaar neemt de Tweede Intifada steeds meer een gemilitariseerde vorm aan. Onder invloed daarvan wijzigen zich de verhoudingen in Palestijnse kring. Het vierde jaar van de Intifada was het jaar van Israels premier Ariel Sharon. Dat zal ook voor het komende jaar gelden, tenzij er iets fundamenteels verandert in de strategie, binnen de leiding en in het beleid aan Palestijnse zijde.
Een Israelische analist noemde 2004 'Het jaar van het Initiatief'. Daarbij doelde hij op het besluit van Sharon om het voortaan te stellen zonder de illusie van een 'vredesproces' ('Routekaart', 'Politieke Horizon', enzovoort), ten gunste van zijn unilaterale, door-en-door op militaire leest geschoeide plan om de Strook van Gaza en vier nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever van Israel los te koppelen. Geconfronteerd met verzet van de kant van zijn eigen Likoed-partij en van joodse kolonisten, is het nog allerminst zeker of die ontkoppeling er inderdaad zal komen. Voorts is het duidelijk dat verschuivingen binnen het Palestijnse politieke krachtenveld, die pas na lange tijd aan het daglicht zijn getreden, bij de aanvang van het vijfde jaar van de Intifada de zaak behoorlijk onder druk hebben gezet.
Die verschuivingen binnen het Palestijnse krachtenveld hebben weinig te maken met een strategie om aan de bezetting een eind te maken of om de voorwaarden voor onderhandelingen te verbeteren (ooit het verklaarde 'doel' van de opstand). Het gaat eerder om de zich steeds verder doorzettende ineenstorting van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) als besturende, centrale autoriteit en de onttakeling van Yasser Arafats FATAH-factie als een coherente, of zelfs maar vagelijk eensgezinde beweging. Het is een open vraag of Sharon dit met zijn ontkoppelingsplan heeft willen bereiken. Zeker is dat dit, wat de Palestijnen betreft, dit het gevolg is geweest.
Die ineenstorting is het meest duidelijk aan het daglicht getreden, in juli, in de Strook van Gaza, toen eenheden van de veiligheidsdiensten van de PNA met elkaar in botsing kwamen. Dat gebeurde toen Arafat zijn neef Musa als hun gemeenschappelijke baas had aangesteld. Een en ander zou niet tot de Strook van Gaza beperkt blijven.
In juni pakten militieleden van de met FATAH-verbonden Brigade van Martelaren van al-Aqsa (AMB) in Jenin hun toenmalige commandant Haidar Irshad op, naar verluidt vanwege 'corruptie'. Hij werd zijn huis uit gesleept, vernederd en in het midden van de stad 'als collaborateur' te kijk gezet, aldus een FATAH-leider. Enkele weken later werd het hoofdkwartier van zijn opvolger in brand gestoken, omdat deze geen 'banen aan de strijders' verschafte. Beide mannen konden alleen door tussenkomst van Arafat worden gered. Irshad is het land nadien ontvlucht.
In Nabloes is het 'verzet' opgegaan in ontelbare, rivaliserende AMB-milities, gesponsord door deze of gene PNA-functionaris of vreemde kracht (Iran en Syri�, met Hizbullah als de meest genoemde verdachten), strijdend om de macht in hun steeds kleinere rijkjes binnen de oude stad en binnen de vluchtelingenkampen. Ook hier heeft de strijd weinig te maken met hervormingen en nog minder met de Intifada. Het draait allemaal om banen, begunstiging en bescherming en wie wat ontvangt.
Temidden van de beroering gaat een soort 'gewapende Intifada' nog door waarbij de AMB en andere milities steeds jongere 'martelaren' op zelfmoordmissies uitsturen, wat steeds vaker eerder uitdraait op hun eigen dood dan op die van anderen. Hoe de Palestijnse (en Arabische) claims van het tegendeel ook mogen luiden, het is duidelijk dat de combinerende werking die is uitgegaan van de Apartheidsmuur, de reactivering van netwerken van informanten en van het beleid van meedogenloze invallen en liquidaties, de Intifada heeft bedwongen. Het aantal doden aan Palestijnse zijde beloopt inmiddels tussen de 40 en 60 per maand.
'Vergeldingsoperaties' nemen in aantal af en laten langer op zich wachten. Het 'afschrikkingsevenwicht' bevindt zich nu overwegend aan één kant.
In de Strook van Gaza is een klassieke guerilla nog altijd mogelijk, waarbij de milities van tijd tot tijd spectaculaire aanvallen op soldaten en nederzettingen uitvoeren. Maar de tol aan mensenlevens is enorm. In mei - nadat 13 van de eigen soldaten in twee hinderlagen omkwamen - lanceerde Israel een woeste blitz tegen het vluchtelingenkamp Rafah, met als gevolg 40 Palestijnse doden, 56 huizen verwoest en meer dan 1000 daklozen (die bij de 1200 al bestaande daklozen in Rafah konden worden opgeteld). Internationaal protest leidde uiteindelijk tot stopzetting van de verwoestende aanval. Maar sindsdien is Israel blijven aanvallen, in Beit Hanun, Shijiyieh, Jabayia en Khan Yunis, hetgeen een minimum aan protest heeft opgeleverd.
Tegenover de chaos die binnen FATAH en de PNA heerst, lijkt HAMAS als een lichtbaken te fungeren, geschraagd door de weerklank die zij onder de bevolking vindt en de opvatting dat Sharons 'ontkoppeling' toe te schrijven is aan haar strategie van gewapend verzet. Maar ook HAMAS heeft dit jaar grote verliezen geleden, niet alleen als gevolg van de liquidaties in de Strook van Gaza van leiders als sheikh Ahmed Yassin en Abdul-Aziz al-Rantisi, maar ook de lquidaties die tot in hartje Damascus zijn uitgevoerd. HAMAS is een ondergrondse beweging, niet minder in Syrië dan in de Strook van Gaza. Ook zij is op zoek naar een uitweg uit de bestaande situatie. Dit zou men kunnen afleiden uit haar politieke - anders dan haar retorische reactie op de ontkoppeling. Terwijl zij de gelofte deed haar militaire verzet op te voeren, voorafgaand aan enige Israelische terugtrekking, gaf HAMAS tegelijkertijd het signaal af dat zij akkoord ging met een wederzijds staakt-het-vuren voor de duur van de doorvoering van de ontkoppeling. Dit in ruil voor een aandeel in de macht in elke nieuwe Palestijnse regering in Gaza. HAMAS liet voorts weten bereid te zijn om aan gemeenteraadsverkiezingen deel te nemen en de mogelijke verkiezingen voor een nieuw parlement. Met andere woorden: De tijd is aangebroken om de militaire verliezen in politieke winst om te zetten.
In Palestijnse kring is men vrij algemeen van mening dat nieuwe verkiezingen - lokale, algemene en presidentsverkiezingen - wellicht het enige middel is dat de PNA in handen heeft om legitimiteit voor zijn bestuur te herwinnen en een verder afglijden naar de afgrond tot staan te brengen. Het is evenwel nog altijd niet duidelijk of deze inderdaad zullen plaatsvinden, ondanks het besluit van de PNA om een nieuwe registratie van stemgerechtigden in gang te zetten en in december gemeenteraadsverkiezingen te organiseren. Deze zullen vrijwel zeker stuiten op tegenwerking van Israel en de Verenigde Staten - en niet alleen in [geannexeerd] Oost-Jeruzalem. Noch Tel-Aviv, noch Washington hebben belang bij een stemming die Arafat aan een nieuwe presidentiële termijn zal helpen of HAMAS een aandeel in het bestuur zal geven.
Ook binnen het huidige Palestijnse leiderschap zijn velen tegen, aangezien zij zich ervan bewust zijn dat hun tijd pas zal komen wanneer Palestijnen zich vrijelijk over hun functioneren zullen kunnen uitspreken. Anderen wijzen erop dat verkiezingen de positie van HAMAS zullen versterken of ertoe zullen leiden dat FATAH in rivaliserende lijsten uiteenvalt, met alle risico's van onderling geweld vandien. Bovendien zal Arafat waarschijnlijk geen parlementsverkiezingen accepteren zonder tegelijk ook presidentsverkiezingen. Niettemin is iedereen er zich van bewust dat wanneer de PNA opnieuw zijn belofte schendt om verkiezingen te organiseren, deze het laatste restje legitimiteit bij de bevolking zal verliezen.
Niet dat verkiezingen alleen de crisis zullen kunnen oplossen, zegt PNA-minister en FATAH-hervormer Qaddura Fares, zelfs al gelooft hij dat deze thans 'absoluut noodzakelijk [zijn], omdat zonder deze hervormingen niet mogelijk zijn, of beter: geen werkelijke hervormingen mogelijk zijn'. Maar 'het grootste obstakel waarvoor wij ons in onze strijd gesteld zien, is dat wij niet één gemeenschappelijke strategie of visie hebben. Wij hebben verschillende facties en fracties binnen facties, die er allemaal andere strategieën op na houden.'
Kunnen FATAH en de andere facties een 'gemeenschappelijk beleid' overeenkomen? De meesten geloven dat het enige dat mogelijk is, datgene is wat in augustus 2002 tussen de facties in Gaza bijna is overeengekomen - het zogeheten Augustus Document. Daarin wordt gesteld, dat het strategische doel van de Palestijnse nationale strijd de vorming is van een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza; een 'rechtvaardige oplossing' van het vluchtelingenvraagstuk in overeenstemming met de resoluties van de Verenigde Naties; dat verzet - zowel gewapend verzet als volksverzet - tot de Bezette Gebieden beperkt dient te blijven; en voorts dat een verenigd leiderschap gevormd moet worden, in afwachting van 'nieuwe democratische verkiezingen' in alle PNA-gebieden. HAMAS is daarmee aanvankelijk akkoord gegaan, maar is er in een later stadium op teruggekomen, onder druk van het leiderschap in het buitenland en van sommige leiders in de Strook van Gaza, onder wie de eerdergenoemde al-Rantisi. Er zijn evenwel opnieuw tekenen van een kentering, aldus Ghazi Hamad, uitgever van het islamistische weekblad al-Risala (de Boodschap).
'Ik denk dat HAMAS op dit moment alsnog met het Augustus Document zal instemmen. Op zijn minst is men bereid het opnieuw tot onderwerp van discussie te maken. Dat was ook de visie van Yassin voordat hij werd vermoord. Het Augustus Document is het enige beleidsdocument waarmee alle facties eventueel kunnen instemmen.'
Zou het verschil maken wanneer de facties een beleid zouden formuleren, dat steunt op een uitspraak van het volk, als tot uitdrukking gebracht in vrije verkiezingen?
Dat zou kunnen. In juli - juist toen FATAH op het punt stond in Gaza intern in gevecht te raken - bepaalde het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, dat niet alleen Israels Apartheidsmuur op de Westelijke Jordaanoever in zijn geheel illegaal is, maar ook de joodse nederzettingen, de annexatie van Oost-Jeruzalem en zo ongeveer elk ander aspect van zijn militaire heerschappij in de Bezette Gebieden. Honderddertig landen in de Algemene Vergadering van de VN stemden in met dat oordeel, waaronder alle landen van de Europese Unie en de Niet-Gebonden Landen, waaronder de Arabische staten.
De boodschap is evident. Er is nog steeds grote internationale steun voor de Palestijnse strijd zolang deze gebaseerd is op het internationaal recht en gericht is op beëindiging van de 'bezetting die in 1967 is aangevangen'. Om dezelfde redenen bestaat er weinig steun voor een Palestijnse strijd die zonder onderscheid Israelische burgers doodt, het bestaansrecht van de staat Israel binnen de grenzen van 1967 ter discussie stelt en voor een PNA die geen leiderschap toont of het volk bestuurt.
Sharon - dat mag duidelijk zijn - vertrouwt erop dat deze laatste drie zaken de Palestijnse politiek zullen blijven bepalen, zodat hij zijn politiek kan doordrukken, die mikt op een langdurige interim-regeling, op het isoleren van de Strook van Gaza en op de annexatie van grote delen van de Westelijke Jordaanoever.
Nu de Palestijnen het vierde jaar van het uitbreken van de Intifada herdenken, wordt het hoog tijd dat er antwoord komt op drie lang onbeantwoorde vragen: Wat is de strategie achter de Intifada, wie heeft het mandaat daartoe gegeven en hoe kan deze succevol worden doorgevoerd?
uit: al-Ahram Weekly van 30 september - 6 oktober 2004
Graham Usher schrijft behalve voor al-Ahram Weekly ook voor The Economist en Middle East International en is gestationeerd in Jeruzalem.
vertaling: Kees Wagtendonk