NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 32, NUMMER 2
niet Sharon, maar de zionistische ideologie is het probleem.
Ghada Karmi
De coalitieregering van Ariel Sharon wordt door velen - zelfs door de vrienden van Israel - als een negatieve kracht in de huidige Midden-Oostenpolitiek gezien. De grove onderdrukking van Palestijnen, de onverzoenlijke opstelling in het vredesproces [sic] en het trotseren van de wereldopinie op het punt van de uitbreiding van de joodse nederzettingen en de bouw van de scheidingsmuur [hierna Apartheidsmuur], heeft een ieder die zich bij de kwestie betrokken voelt, gealarmeerd.
Zelden heeft Israel bij vriend en vijand zoveel kritiek losgemaakt. Het idee bestaat dat een nieuw Israelisch leiderschap - wellicht van de kant van de Arbeidspartij en zionistisch Links - de status quo van voorheen kan herstellen. Van een dergelijk nieuw leiderschap zou men het opnieuw opstarten van het vredesproces [sic] kunnen verwachten. Het zou de Palestijnen iets bevredigenders te bieden kunnen hebben, hetgeen tot vrede en stabiliteit zou kunnen leiden.
In deze wijd verbreide zienswijze wordt het werkelijke probleem over het hoofd gezien. Als zionist is Sharon de meest trouwe en toegewijde dienaar die de joodse staat zich ooit had kunnen dromen. Hij heeft de leerstellingen van het zionisme consequent doorgevoerd. Niet hij, maar de ideologie die hij en de Israelische staat hebben omarmd, zou gekastijd moeten worden. Voor degenen die zijn vergeten of nooit hebben begrepen wat het zionisme precies inhoudt, zal de stroom recente publikaties welkom zijn.
Zeer opmerkelijk is een interview met de Israelische historicus Benny Morris, dat op 4 januari 2004 in het Israelische dagblad Ha'aretz is verschenen, gevolgd door een tweede artikel van Morris in het Britse dagblad The Guardian van 14 januari. In deze artikelen legt hij op adembenemend oprechte wijze uit waar het zionistische project toe leidt.
Morris beweert links in het zionistische spectrum te staan. En nog betekenisvoller, hij is de eerste geweest die de ware toedracht rond het ontstaan van Israel uit de doeken heeft gedaan. Hij maakte gebruik van documenten uit het Israelische Staatsarchief voor zijn baanbrekende studie die hij in 1987 publiceerde over het ontstaan van het vluchtelingenvraagstuk en is geprezen als een moedige 'revisionistische historicus'. Zijn werk wekte bij velen die van de feiten kennis hadden genomen, de indruk dat Morris sympathiek stond tegenover de Palestijnen. De achterliggende jaren heeft hij nochtans steeds hardere standpunten ingenomen, alsof hij spijt had gekregen van zijn pioniersarbeid die bijgedragen heeft aan het aan de kaak stellen van de barbaarse werkelijkheid rondom de stichting van de staat Israel. Dit opschuiven lijkt geculmineerd te zijn in zijn recente uitspraken over de aard van het zionisme. Wij moeten Morris - hoe onaangenaam deze uitspraken ook mogen zijn - erkentelijk zijn dat hij zo openlijk stelt wat alle zionisten - hoe 'liberaal' ook - diep in hun hart denken, maar nooit openlijk uitspreken.
Vanaf het ontstaan van de staat Israel is het Westen bereid geweest om de zionistische ideologie te slikken, te meer omdat het Westen daarvan niet het directe doelwit was. Voor Arabieren lag dat evenwel anders. Op een bepaald moment in de geschiedenis zijn zij het zionisme gaan zien als de kern van het Arabisch-Israelische conflict. Vanaf de jaren twintig vreesden de Palestijnen - die eerst en vooral doelwit zijn - dat de zionisten hun land zouden overnemen. Zij trachtten het zionisme te bestrijden, maar slaagden daar niet in en het zionistische project zette door. Tezelfdertijd sloten de andere Arabieren zich bij de strijd aan en het werd gebruikelijk om Israeli's simpelweg met 'zionisten' en de staat Israel met 'de zionistische entiteit' aan te duiden. Er werden pamfletten, artikelen en boeken over het zionisme geschreven, waarbij het een zwart-wit kwestie leek.
Echter, na de Juni-Oorlog van 1967 viel een nieuwe dubbelzinnigheid waar te nemen. VN-Veiligheidsraadresolutie 242, die door de Arabische landen is aanvaard, introduceerde de idee dat de kern van het conflict de Israelische bezetting is van het gebied dat in 1967 is veroverd, zonder daarbij een enkele verwijzing te maken naar wat daaraan vooraf is gegaan. Dit werd vervolgens het uitgangspunt van alle daaropvolgende Arabisch-Israelische vredesvoorstellen, waarin terugtrekking door Israel uit bovengenoemde gebieden werd bepleit, in ruil voor erkenning van de staat Israel door de Arabische staten. De eerste succesvolle toepassing van dit principe was het Camp David-Akkoord tussen Israel en Egypte in 1979: Israelische terugtrekking uit Egyptisch grondgebied in ruil voor een vredesverdrag. Ten tijde van de vredesconferentie van Madrid in 1991 was de land-voor-vrede-formule van na 1967 stevig gevestigd. Madrid had uitsluitend betrekking op de Arabische buurlanden, maar in het Saoedische vredesvoorstel van maart 2002 was dit al 'vermeerderd' naar Israelische terugtrekking uit al het in 1967 bezette grondgebied, in ruil voor normalisatie van de betrekkingen met de Arabische wereld.
Intussen raakte de Arabische opstelling tegenover Israel - als zijnde een illegitieme entiteit die met geweld in de regio is gevestigd en waarvan de ideologie, het zionisme, onvermijdelijk uitdraait op agressie en expansionisme ten nadele van de Arabische wereld - steeds verder op de achtergrond. Het was voortaan nog alleen Israels post-1967 bezetting die het probleem vormde. Zodra deze was teruggedraaid, kon de integratie van Israel in de regio van start gaan. Palestijnen hadden een duidelijker visie op het zionisme. In 1969 schetste de PLO het beeld van een democratische staat, die Israel zou vervangen en gelijke rechten zou verlenen aan al zijn burgers - moslims, christenen en joden. Dit vormde een directe uitdaging voor de idee van een exclusief joodse staat, maar belangrijker nog, eveneens de weigering om te berusten in de zionistische roof van het Palestina van 1948.
Hoe het zij, de enorme machtsongelijkheid tussen de partijen dwong de PLO haar standpunt te herzien en in 1974 werd besloten om met veel minder akkoord te gaan. De twee-staten-oplossing was geboren en in 1988 erkende de PLO formeel de staat Israel binnen de grenzen van 1948. In 1993 tekende de PLO het Oslo-Akkoord, waarmee zij voor het eerst het zionisme legitimeerde. De bewoordingen van het akkoord sloten elke discussie over het Israel van 1948 uit en beperkte zich tot het geschil over de in 1967 veroverde gebieden. Door de bewoordingen en clausules van het akkoord te aanvaarden, gaf de PLO tevens te kennen de oorspronkelijke zionistische aanspraken op Palestina te aanvaarden. Dit proces heeft recentelijk zijn apotheose gevonden in het Akkoord van Genève, dat van de Palestijnen eist, dat zij Israel erkennen als 'de staat van de joden'. Een grotere ommekeer in de geschiedenis was nauwelijks denkbaar.
Deze evolutie in de houding jegens de staat Israel heeft een soort Arabische flirtation met het zionisme te zien gegeven. In het kielzog van het vredesverdrag tussen Israel en Egypte is er een aantal Arabisch-Israelische initiatieven en projecten tot stand gekomen. In de jaren tachtig leidde dit in het Westen tot het starten van verscheidene 'dialoog-groepen' en het doorbreken van traditionele taboes werd aanlokkelijk. Uitwisseling van Arabische en Israelische wetenschappers werd populair en na het Oslo-Akkoord werden talrijke gemeenschappelijke Israelisch-Palestijnse projecten geïnitieerd.
Tussen diverse Arabische staten en Israel werden contacten gelegd - officieel, dan wel in het geheim. Zelfs voorheen hardlijnig anti-Israelische staten als Libië en Syrië, begonnen toenadering tot Israel te zoeken, zij het met een mengeling van motieven. Bij het merendeel van deze initiatieven waren 'liberale' zionisten betrokken en niet de kleine minderheid van radicale, maar gemarginaliseerde anti-zionistische joden. Het is alsof de oude afkeer ten aanzien van het zionisme als de belangrijkste oorzaak voor de Palestijnse tragedie en voor de onrust in het Midden-Oosten was vergeten. Zoals vandaag de dag de marxistische ideologie in het Westen passé is, hetzelfde geldt voor de vroeger zo dominante anti-zionistische retoriek onder Arabieren. Velen geloven thans dat zionisten mensen zijn met wie je werkelijk zaken kunt doen.
In dit opzicht zijn de onthullingen van Morris een koude douche. Hij herinnert ons er aan dat Israel is ontstaan op basis van verdrijving, verkrachting en afslachting. De resultaten van recent onderzoek, die in de nieuwe editie van zijn boek, getiteld The Birth of the Palestine Refugee Problem Revisited, worden gepresenteerd, dragen authentiek bewijsmateriaal aan. De joodse staat had niet tot stand kunnen komen zonder etnische zuivering en - zo beweert hij - etnische zuivering kan in de toekomst opnieuw noodzakelijk zijn om het overleven van de staat veilig te stellen. Geweld is essentieel geweest voor zowel de stichting als het behoud van de staat Israel, zo legt hij uit. Vijandigheid van de inheemse bevolking tegenover het zionistische project was onvermijdelijk en deze moest met een verpletterende macht bestreden worden. De Palestijnen zullen een bedreiging blijven vormen en daarom moeten zij gecontroleerd en 'opgesloten' worden. Hij erkent dat het project van een joodse staat een onmogelijk idee is en dat het logischerwijs nooit zou hebben kunnen slagen. Desalniettemin was het de moeite van het proberen waard, omdat het een moreel project was, dat vanwege de overheersende noodzaak voor een oplossing voor het joodse leed, gerechtvaardigd was, ondanks de schade die het heeft aangericht. De Arabieren hebben een stammencultuur 'zonder morele remmingen', zo stelt hij, en 'zij begrijpen uitsluitend de taal van geweld'. Moslims zijn geen haar beter. 'De islam is behept met een ernstig probleem, in de zin dat in deze geloofsovertuiging aan het menselijk leven niet dezelfde waarde wordt toegekend als in het Westen en begrippen als vrijheid, democratie, openheid en creativiteit haar vreemd zijn.'
Deze uitspraken vatten de essentie van het zionisme goed samen: Dat een joodse staat nooit zonder geweld, dwang en etnische zuivering zou hebben kunnen ontstaan; dat haar overleven afhankelijk is van overmacht om elke oppositie neer te kunnen slaan; dat het behept is met de overtuiging van het eigen morele gelijk, die aan joden een speciale plaats toekent boven de anderen; en omwille daarvan geldt dat het doel de middelen heiligt.
Morris betreurt het Palestijnse leed dat is voortgevloeid uit de vorming van de staat Israel, maar ziet het als een noodzakelijke kwaad in het streven naar het hoogste goed. 'Het recht van vluchtelingen om terug te keren naar hun huizen lijkt natuurlijk en rechtvaardig', zegt hij. 'Maar dit "recht op terugkeer" moet afgewogen worden tegen het recht op leven en welzijn van de vijf miljoen joden die momenteel in Israel wonen.'
Op deze manier toont hij zeer welbespraakt aan waarom het zionisme een gevaarlijk idee is: Eraan ten grondslag ligt de overtuiging van de morele rechtschapenheid, die zowat elke daad rechtvaardigt die als noodzakelijk wordt gezien om de joodse staat te behouden. Als dit het gebruik van nucleaire wapens impliceert, grootschalig militair geweld, bondgenootschappen met walgelijke regimes, roof en manipulatie van de bestaansmiddelen van anderen, agressie, bezetting, dan wel vernietiging van Palestijns verzet, hoe inhumaan ook – dan zij het zo. De waarheid is natuurlijk dat het probleem van het zionisme altijd is geweest hoe het grondgebied van Palestina in handen te krijgen zonder de daar woonachtige Palestijnen. Vandaar ook de huidige bezorgdheid van Israel voor de Palestijnse 'demografische dreiging'. Terwijl de impasse om de Intifada te beëindigen - ondanks de draconische maatregelen - voortduurt, groeit tegelijkertijd de vrees om demografisch door de Palestijnen overrompeld te worden, waardoor het joodse karakter van de staat Israel wordt afgezwakt. Limor Livnat, Israels minister van Onderwijs, stelde dit onlangs opnieuw heel nadrukkelijk een radio-interview. 'Wij zijn hier verwikkeld in een strijd om het bestaan van Israel als de staat van de joodse Israeli's, niet als een staat van al zijn burgers.'
Het recente (tactische) voorstel van de Palestijnse premier Ahmad Qureia inzake de vorming van een binationale staat, heeft de bestaande vrees alleen maar doen toenemen. Opiniepeilingen geven aan dat 57 procent van de joodse Israeli's transfer [eufemistisch taalgebruik voor massale deportatie] van Arabieren [Palestijnen] steunt (Ha'aretz van 31 december 2003) en ministers als Avigdor Lieberman bepleiten dit idee openlijk.
Het is tegen deze achtergrond dat de monsterlijke Apartheidsmuur die op de Westelijke Jordaanoever wordt opgetrokken, begrepen kan worden. Vandaar ook Sharons aanbod van afgelopen december voor een 'unilaterale' terugtrekking uit 40 procent van de Westelijke Jordaanoever, waarmee de klassieke Likoed-positie om al het land te behouden, wordt losgelaten. Een opiniepeiling in januari toonde aan dat 60 procent van de joodse Israeli's dit voorstel steunt. In die geest stelde de hardlijnige Ehoed Olmert - op demografische gronden - een opdeling van het land in twee staten voor, inclusief Jeruzalem. Het demografische probleem bestaat evenwel ook in Israel zelf, waar momenteel 20 procent van de bevolking Palestijns is en dat dit percentage geleidelijk toeneemt [vanwege het hogere geboortencijfer]. Geschat wordt dat er tegen 2010 in het gebied dat zich uitstrekt van de Middellandse Zee tot aan de rivier de Jordaan sprake zal zijn van een Palestijnse meerderheid. Hoe zullen de zionisten deze ontwikkeling kunnen keren en het joodse karakter van de staat weten te behouden?
Als het zionisme moet blijven bestaan, dan zijn er weinig keuzemogelijkheden. Zoals Morris zegt, alleen door het bouwen van een 'iron wall', door eeuwigdurende waakzaamheid en superieure macht om 'de barbaren die ons van het leven willen beroven' de baas te blijven. De twee-statenoplossing is voor hem slechts een tussenfase, omdat hij denkt dat de Palestijnen daarmee niet tevreden gesteld kunnen worden en zij - vroeg of laat - de joodse staat zullen [willen] vernietigen.
Sharon heeft niets anders gedaan dan strikt volgens deze uitgangspunten te werk te gaan. Zijn stijl mag dan lawaaieriger en schaamtelozer zijn, in de grond is deze niet verschillend van alle andere zionisten die de joodse staat tot op de dag van vandaag hebben geleid.
Het zionistische idee heeft vandaag niets aan kracht ingeboet en zit diep in de harten van de meeste joden verankerd - of zij nu Israeli's zijn of niet. Niemand mag ervan uitgaan dat het een vergane kracht is, hoe aantrekkelijk en hedendaags het discours over 'post-zionisme' of 'cultureel zionisme' ook moge zijn. Van geen enkele regio op aarde zou verlangd mogen worden om deze ideologie onderdak te bieden, laat staan van de achtergestelde en slecht toegeruste Arabische wereld.
Opnieuw, wij zijn Morris dank verschuldigd dat hij ons eventueel van enkele noties heeft genezen. Maar een project dat moreel eenzijdig is en alleen kan overleven door terug te vallen op geweld en xenofobie, heeft geen lange-termijn perspectief. Het feit dat het zo ver heeft weten te komen, is op zich al opmerkelijk. Maar dit houdt geen enkele garantie op overleving in. In de woorden van Morris, 'Vernietiging zou het einde van dit proces kunnen zijn'.
bron: Counterpunch van 20-22 februari 2004
Ghada Karmi is een Palestijnse wetenschapper en publiciste, woonachtig in Londen. Haar autobiografie In Search of Fatima verscheen afgelopen jaar. Zij is Research Fellow aan het Institute of Arab & Islamic Studies van de Universiteit van Exeter (Groot-Brittannië).
vertaling: Mirjam Van Belle