NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 31, NUMMER 3-4
het Mitchell-Rapport (20 mei 2001)
(fragmenten)Op 20 mei 2001 publiceerde een onderzoekscommissie, onder leiding van de voormalige Amerikaanse senator George Mitchell, haar bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot de Intifada: het zogeheten Mitchell-Rapport (20 pagina's). De commissie deed dat in opdracht van de Verenigde Staten, Israel en het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) en voorts in overleg met de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. Dat was op 17 oktober 2000 samen met Egypte, Jordanië en de Europese Unie overeengekomen tijdens een topconferentie in Sharm al-Sheikh (Egypte). Officieel ging het om 'een onderzoekscommissie inzake de gebeurtenissen van de afgelopen weken [direct vóór en sinds het uitbreken van de Intifada op 28 september jl.] en hoe te voorkomen dat deze zich opnieuw zullen voordoen'.
In het Mitchell-Rapport worden geen schuldigen aangewezen. Alles werkt toe naar de aanbevelingen, die zijn vervat in een stappenplan, dat wij hieronder afdrukken en dat wij puntsgewijs voorzien hebben van ons commentaar (de redactie):
stappenplan
eind aan het geweld
# De Regering van Israel (RvI) en het Palestijns Gezag (hierna: het Palestijns Nationaal Gezag, PNA) dienen hun gebondenheid aan de bestaande overeenkomsten te herbevestigen en met onmiddellijke ingang een onvoorwaardelijk eind aan het geweld door te voeren [het geweld van de bezetter wordt hier gelijk gesteld met het gewapend verzet van de onderdrukte; red.]
# De RvI en de PNA dienen met onmiddellijke ingang hun samenwerking op het terrein van de veiligheid te hervatten [lees: Arafat moet Palestijnse 'terroristen' oppakken en gevangen zetten; red.]
# De PNA en de RvI dienen samen te werken om een werkelijke 'afkoelingsperiode' tot stand te brengen en aanvullende vertrouwenwekkende maatregelen door te voeren (...) [lees: de Palestijnen moeten het ten koste van veel bloed en ellende tot stand gebrachte momentum in de Intifada teloor laten gaan; red.]
# De PNA en de RvI dienen hun inspanningen op te voeren om ophitsing, in welke vorm dan ook, te identificeren, te veroordelen en te ontmoedigen [lees: legitieme oproepen van Palestijnse zijde om in verzet te komen tegen de Israelische bezetting, aan te pakken; red.]
# De RvI dient al haar nederzettingenactiviteiten te bevriezen, inclusief de 'natuurlijke groei' van de bestaande nederzettingen [nota bene: 'te bevriezen', niet onvoorwaardelijk en definitief te stoppen, waartoe het internationaal recht Israel gebiedt; bovendien gaat het om een stappenplan: de Palestijnen moeten eerst hun Intifada feitelijk afblazen en vervolgens maar afwachten of Israel genegen is de nederzettingenactiviteiten 'te bevriezen'; red.]
# De RvI dient te garanderen dat de Israelische strijdkrachten (IDF) voor een beleid en voor procedures kiezen en deze doorvoeren, die niet-dodelijke antwoorden op ongewapende demonstranten bevorderen, bedoeld om het aantal slachtoffers en de frictie tussen de beide gemeenschappen tot een minimum terug te brengen [m.a.w. een aanbeveling voor een 'fluwelen bezetting'; red.]
# De PNA dient schutters te verhinderen om vanuit Palestijnse bevolkingscentra op Israelische bevolkingscentra en op IDF-posities te schieten. Deze tactiek stelt burgers aan beide zijden onnodig aan gevaren bloot [geen woord over het geweld van joodse kolonisten tegen Palestijnse burgers; red.]
# De RvI dient de afsluitingen [van 'autonoom' Palestijns gebied] op te heffen, alle verschuldigde belastinginkomsten aan de PNA over te dragen en Palestijnen die [tot het uitbreken van de Intifada] in Israel werkzaam waren, naar hun werkplek te laten terugkeren; voorts dient zij ervoor garant te staan, dat haar strijdkrachten en de [joodse] kolonisten zich onthouden van het verwoesten van huizen en wegen, evenals van het rooien van bomen en het vernietigen van ander landbouwbezit in de Palestijnse gebieden. Wij nemen kennis van het standpunt van de RvI dat dergelijke acties om veiligheidsredenen zijn uitgevoerd. Niettemin, de economische gevolgen daarvan zullen zich nog jaren doen voelen ['om veiligheidsredenen'; de praktijk heeft uitgewezen dat dit - wat de RvI betreft - een rekbaar begrip is; red.]
# De PNA dient de samenwerking met de Israelische veiligheidsdiensten te hervatten om zoveel als mogelijk is te verzekeren dat Palestijnse werknemers, die in Israel werkzaam zijn, volledig zijn doorgelicht en geen banden hebben met organisaties of individuen, die betrokken zijn bij terrorisme [de veiligheid van Israel staat zoals altijd centraal; over de behoefte aan veiligheid van de andere partij wordt met geen woord gerept; red.]
# De PNA en de RvI dienen zich samen in te spannen voor het behoud en de bescherming van heilige plaatsen voor joden, moslims en christenen [zou ook de verjoodsing van de Oude Stad van Jeruzalem geen halt toe geroepen moeten worden?; red.]
# De RvI en de PNA dienen gezamenlijk de werkzaamheden te ondersteunen van Palestijnse en Israelische NGO's, die betrokken zijn in cross-community initiatives die de twee volken met elkaar verbinden [maar daar moet dan wel een basis voor zijn; wat niet is, kan niet met elkaar verbonden worden; red.]
# In de geest van de overeenkomsten en afspraken van Sharm al-Sheikh van 1999 en 2000, bevelen wij aan, dat de partijen bij elkaar komen om hun gebondenheid aan de getekende overeenkomsten en wederzijdse afspraken te herbevestigen en dienovereenkomstig actie te ondernemen. Dit zou de basis moeten vormen voor hervatting van allesomvattende en wezenlijke onderhandelingen [de vraag die daarbij onmiddellijk rijst is: waarover denken Mitchell en de zijnen dat de Regering van Nationale Eenheid van de hardliner Ariel Sharon en de politieke opportunist Shimon Peres, versterkt door vertegenwoordigers van het kolonistenmilieu, bereid is te onderhandelen - nog helemaal los van de zeer ongelijke krachtsverhoudingen tussen de RvI en de PNA?; red.]
vertaling: Rudi Cornelissen
eerder afgedrukt in Soemoed jaargang 29 nummer 3 (juni 2001)
Zie voor een uitgebreidere samenvatting: 'The Sharm al-Shaykh Fact-Finding Committee, "The Mitchell Report", 20 May 2001'; in: Journal of Palestine Studies; Volume 30, Number 4 (Summer 2001), pp. 146-151