NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 31, NUMMER 2
minister Michel probeert Sharon te redden
Paul Vanden Bavière
Op 12 februari 2002 zorgde het Belgische Hof van Cassatie voor een dramatische wending in de zaak tegen premier Ariel Sharon. Het besloot nl. dat de Israelische eerste minister wel degelijk in België kan worden vervolgd onder de genocidewet van 1993 voor zijn rol in het bloedbad in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatila in Libanon in 1982. Om dit te vermijden probeert de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel, nog in deze legislatuur, vóór de parlementsverkiezingen van 18 mei, drie wijzigingen in de wet door te drukken die Sharon buiten schot zouden houden.
De zaak tegen Sharon begon op 18 juni 2001 toen 23 Palestijnse slachtoffers en familieleden van slachtoffers in Sabra en Chatila, in Brussel een klacht indienden tegen de Israelische premier. Dat gebeurde nadat de genocidewet haar eerste test had doorstaan met de veroordeling van enkele Rwandezen voor hun rol in de genocide in Rwanda. Maar op 26 juni 2002 kwam de Brusselse Kamer van Inbeschuldigingstelling tot het besluit dat premier Sharon niet in België kon worden vervolgd. Dit op technische gronden: volgens artikel 12 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering kan een verdachte van in het buitenland gepleegde misdaden enkel in België worden berecht als hij zich in België bevindt. In de genocidewet was voorzien dat het Wetboek zou worden aangepast, maar dat was nooit gebeurd.
Enkele parlementsleden begonnen onmiddellijk te werken aan een interpretatieve wet om de universaliteit van de genocidewet weer te garanderen. Tevens besloot de regering dat er een filter moest worden ingebouwd omdat België diplomatiek in moeilijkheden kwam door de enkele tientallen processen die inmiddels werden aangespannen, onder meer tegen de Palestijnse president Yasser Arafat.
De laatste 'slachtoffers' van de genocidewet zijn de Amerikaanse oud-president, Georges Bush sr.; voormalig chef van de generale staf Colin Powell, nu minister van Buitenlandse Zaken; Dick Cheney, toen minister van Defensie en vandaag vice-president; Norman Schwartzkopf, de man die opperbevelhebber was in de Golfoorlog van 1991. Op 18 maart 2003 klaagden zeven Iraakse families hen aan voor de aanval op de schuilkelder te al-Ameriya bij Bagdad, waarbij in de nacht van 12 op 13 februari 1991 zeker 403 burgers om het leven kwamen.
Onder het regeringscompromis van halfweg januari zouden alle lopende klachten, dus ook die tegen Sharon, verder kunnen worden behandeld. Voor nieuwe klachten zouden de daders of slachtoffers Belg moeten zijn, minstens één jaar in België moeten wonen of de feiten zouden zich in België moeten hebben afgespeeld. In alle andere gevallen zou de procureur van het federaal parket moeten oordelen of vervolging opportuun is.
Noch de interpretatieve wet noch het regeringscompromis werden totnogtoe aan het parlement ter goedkeuring voorgelegd. En toen de regering besloot de verkiezingen te vervroegen, werd aangenomen dat de zaak door het nieuw te verkiezen parlement zou worden beslecht. De slachtoffers in de zaak Sharon waren echter in beroep gegaan bij het Hof van Cassatie tegen de uitspraak van de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Tot veler verrassing gaf het Hof hen op 12 februari gelijk.
Wat niet betekent dat er snel een proces zal volgen. In de eerste plaats moet de Kamer van Inbeschuldigingstelling zich nu opnieuw uitspreken over de vraag of Sharon kan worden vervolgd. En als dat antwoord positief is, moet er worden gewacht tot hij geen minister meer is, want het Internationaal Hof van Justitie in Den Haag oordeelde al op 14 februari 2002 dat een minister in functie immuniteit en onschendbaarheid geniet. Maar tegen andere verdachten, zoals de Israelische generaal Amos Yaron, zou al direct een onderzoek kunnen worden gestart. Er zijn echter nog andere proceduremogelijkheden van de verdediging. Met name de genocidewet voorleggen aan het Arbritagehof, dat enkel mag onderzoeken of die wet geen discriminatie inhoudt. Kortom, een proces zal nog lange tijd op zich laten wachten.
Desondanks reageerde Israel woedend. De Israelische ambassadeur in Brussel werd voor overleg teruggeroepen. Volgens Israel velde het Hof van Cassatie een 'politiek' oordeel. Minister van Justitie Meir Sheetritt noemde België 'een kleine en onbetekenende staat' en weet het arrest aan druk, uitgeoefend door Palestijnse en andere pressiegroepen. Minister van Buitenlandse Zaken Binjamin Netanyahoe zag in de uitspraak antisemitisme. En in Israel werd onmiddellijk een haatcampagne tegen België gelanceerd. Er werden betogingen georganiseerd voor de Belgische ambassade in Tel Aviv, die ook met hatelijke e-mails werd bestookt. Er werden oproepen gedaan voor het boycotten van Belgische producten.
Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel, die zich eerder al positief over premier Sharon had uitgelaten, probeerde het tij te keren door naar Israelische en Belgische kranten een 'Open brief aan mijn Israelische vrienden' te sturen. Daarin schreef hij onder meer dat 'Israel en België landen zijn met een diepgewortelde democratie, die dezelfde idealen van vrijheid en verdraagzaamheid nastreven'. Een streven waarover de Palestijnen wel hun bedenkingen zullen hebben.
In België kwam niet alleen minister Michel, een Waalse liberaal, onder schot van de pro-Israel lobby, maar ook enkele vooraanstaande Vlaamse liberale politici. De minister-president van de Vlaamse regering, Patrick Dewael, die een reis naar Israel op zijn programma had staan, kreeg te verstaan dat hij niet welkom was. En in de joodse gemeenschap in Antwerpen werd een petitie-actie gestart tegen de aangekondigde aanwezigheid eind maart van de liberale partijvoorzitter Karel De Gucht op een herdenking van de holocaust in Antwerpen.
Ook Annemie Neyts, minister toegevoegd aan minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel, heeft het verkorven sedert haar boek 'Annemie in Wonderland' op de markt kwam. Daarin schrijft ze dat Europa, met inbegrip van België, zich schuldig voelt voor de holocaust en zich daarom heeft onthouden van kritiek op Israel. 'Een cynicus zou kunnen zeggen dat wij, en de hele Europese Unie onze historische schuld jegens Israel laten betalen door de Palestijnen. De realisten zullen erkennen dat daar meer dan een grond van waarheid in zit,' schreef ze.
Onder zware Israelische en Amerikaanse druk probeert minister Michel nu nog vóór de verkiezingen drie verdergaande herzieningen ter ontkrachting van de genocidewet door te drukken. Volgens hem zouden indieners van klachten drie jaar in de plaats van één in België moeten verblijven. De procureur zou ook kunnen beslissen om klachten door te schuiven naar het land van de vermoedelijke dader als in dat land een wetgeving voor dat soort klachten bestaat. Ten slotte zouden alle beperkingen ook gelden voor alle hangende procedures, waardoor Sharon buiten schot zou komen. In de regeringsmeerderheid is er geen eensgezindheid over Michels voorstellen zodat het twijfelachtig is of Michel zijn slag zal kunnen thuishalen.
Paul Vanden Bavière is publicist te Leuven en uitgever van Uitpers. Webzine voor internationale politiek
Van dezelfde auteur verscheen eerder in Soemoed: 'Procedureslag in de zaak Sharon' (jaargang 29, nummer 6, december 2001); 'Zaak-Sharon voorlopig van de baan' (jaargang 30, nummer 1, februari 2002) en: 'Sharon wint de eerste ronde' (jaargang 30, nummer 2-3, maart-juni 2002).