Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 30, NUMMER 6

Lastercampagne tegen Gretta Duisenberg

Officier van justitie geeft slecht voorbeeld


In het afgelopen jaar heeft ons land veel voorbeelden gezien van valse aantijgingen en haatzaaierij. Maar het record is nu waarschijnlijk gevestigd door een Amsterdamse officier van justitie, mr. Paul Velleman, die tot verbazing van velen zijn stem gevoegd heeft bij die van hen die mevrouw Gretta Duisenberg in diskrediet proberen te brengen. Mevrouw Duisenberg zit de groep 'Stop de Bezetting' voor, die handtekeningen verzamelt van mensen die menen dat Israel zich moet terugtrekken uit de bezette Palestijnse gebieden en de VN-resoluties terzake moet uitvoeren. Een sympathiek initiatief, zou men dus denken. Maar helaas is het zo dat wie in Nederland zijn stem verheft tegen het onrecht dat de Palestijnen wordt aangedaan, nogal eens aan verdachtmakingen bloot komt te staan. Telkens weer blijken er mensen te zijn, die geen onderscheid kunnen (of willen?) maken tussen oprechte, legitieme kritiek op de politiek van het officiële Israel en anti-joodse uitingen. Alsof de staat Israel boven alle kritiek verheven zou moeten zijn!

 

Enkele mensen, waaronder de advocaten Abraham Moszkowicz en Herman Loonstein, en een groepering die zich 'Federatie Joods Nederland' noemt, zijn wel zéér ver gegaan. Zij hebben een strafklacht tegen mevrouw Duisenberg ingediend. En het is ongelooflijk wat deze heren tegen haar meenden te kunnen aanvoeren. De klacht sloeg op een feit dat in werkelijkheid volstrekt onbeduidend was. Na de manifestatie op 28 september in het Amsterdamse Oosterpark, waar mevrouw Duisenberg gesproken had, vroeg AVRO-verslaggeefster Hetty Lubberding haar op hoeveel handtekeningen zij hoopte; deze had vlak daarvoor bericht gekregen dat de zesduizendste handtekening per e-mail binnen was, en antwoordde enthousiast lachend: 'Zes miljoen!' (m.a.w. het duizendvoudige van het net bereikte getal). Hetty Lubberding reageerde met: 'Een optimistisch persoontje!', en hierop schoten de dames in de lach. Men moet toch wel een zeer boosaardige instelling hebben om hierin een toespeling op oorlogsslachtoffers te beluisteren. Als er 7000 handtekeningen waren geweest, was het antwoord zeven miljoen geweest!


Uiteraard kan geen zinnig mens hierin 'belediging en discriminatie van joden' beluisteren. Toch was dit blijkens de persberichten de klacht van de heren Moszkowicz en Loonstein. En blijkbaar alleen omdat het getal zes miljoen toevallig genoemd werd! Kan wie nuchter naar de feiten kijkt anders concluderen dan dat dit een gemene verdachtmaking is? En is het niet bijzonder onsmakelijk om de herinnering aan miljoenen joodse oorlogsslachtoffers te gebruiken om een politieke tegenstander zwart te maken?


Hier ligt dus de essentie: te laken is niet mevrouw Duisenberg, die over de oorlogsslachtoffers geen woord gezegd had, en van wie niets erop wijst dat zij hieraan ook maar één moment dacht, maar de mensen die het onfatsoen hebben dit trieste en gevoelige onderwerp te misbruiken om iemand vals te beschuldigen. Een eerlijk rechtsgevoel rechtvaardigde dus het vertrouwen dat een dergelijke onwaarachtige klacht natuurlijk niet tot strafvervolging zou leiden, maar door de justitie zou worden afgewezen.


Dit is dan ook gebeurd. Maar toen kwam het vreemdste: de behandelend officier van justitie, Paul Velleman, heeft in dezelfde brief waarin hij meedeelt dat mevrouw Duisenberg niet heeft aangezet tot discriminatie of haat en dus niet vervolgd kan worden, tegelijkertijd een ontstellende reeks beschuldigingen tegen haar geuit.
Beschuldigingen, zo zwaar en zo volstrekt onbewezen dat we hier wellicht te maken hebben met het grofste feit uit de onverkwikkelijke serie. Velleman schrijft dat de opmerking over wel zes miljoen handtekeningen betekent dat zij zich 'opzettelijk (sic) krenkend en kwetsend heeft uitgelaten', dat zij 'in haar kritiek op de staat Israel er kennelijk niet voor terugschrikt om joden in Nederland te treffen' en ook nog dat zij 'bijdraagt aan het vergiftigen van de atmosfeer' en 'aan het verval van normen en waarden'.


Velleman weet voor deze buitensporige tirade geen andere argumenten aan te voeren dan dat mevrouw Duisenberg haar antwoord gaf 'na enig nadenken' (alsof dat vreemd is na de speculatieve vraag hoeveel handtekeningen men verwacht) en dat zij 'een lachje achteraf' liet horen (alsof dat bewijst dat men aan oorlogsslachtoffers denkt, en alsof dat niet veeleer bevestigt dat er een optimistische slag in de lucht gedaan werd!)


Met deze gotspe van iemand die verondersteld wordt het recht te dienen heeft de zaak een geheel nieuwe dimensie gekregen. Dat er mensen zijn die niet terugdeinzen voor de gemeenste laster bij het bestrijden van hun politieke tegenstanders is erg genoeg, maar bekend. Maar dat er in Nederland een officier van justitie blijkt te zijn die zich tot dit niveau verlaagt, en die zich te buiten gaat aan een dergelijke poging tot karaktermoord op iemand die niets anders heeft gedaan dan zich met nobele motieven inzetten voor de bestrijding van onrecht maakt de zaak pas echt schokkend. Waar moet het heen met onze rechtsstaat als vertegenwoordigers van de justitie het voortouw nemen in laster en vuilspuiterij? Mag men in Nederland misschien nog voor het al zo lang vertrapte Palestijnse volk opkomen? Als dit optreden van de heer Velleman wordt gedoogd, hebben we hier dan niet te maken met een moordaanslag op de vrijheid van meningsuiting?


Dat men in ons land mensen niet zomaar zonder grondig bewijs van antisemitisme mag beschuldigen is gelukkig al vastgelegd. Enkele decennia geleden baarde een prominent journalist, mr. G.B.J. Hiltermann, opzien door een dagblad (de Volkskrant) te beschuldigen van 'antisemitische, althans anti-Israelische' gezindheid. De door de Volkskrant aanhangig gemaakte procedure had tot gevolg dat het Gerechtshof Amsterdam (op 8 januari 1970) deze aantijging brandmerkte als 'onzorgvuldig en mitsdien onrechtmatig' en Hiltermann verbood haar te herhalen. Mag Velleman dan wel zonder enige redelijke grond iemand beschuldigen van het krenken, kwetsen en treffen van joden?


Dit wel zeer slechte voorbeeld van een officier van justitie geeft alle aanleiding tot de vraag: 'Wie grijpt hier in?' Trouw-commentator Ruud Verdonck schreef slechts (24 december) dat Velleman 'zijn privé-opvattingen gebruikt om zijn zakelijke probleem toe te dekken'. Maar in een verontwaardigd hoofdartikel schreef het Algemeen Dagblad dezelfde dag dat de 'kwalijke' opstelling van Velleman 'buiten alle proportie is en een ernstige terechtwijzing van zijn superieuren noodzakelijk maakt'. Als deze terechtwijzing uitblijft is er dan niet alle aanleiding voor regering en parlement om in te grijpen?


Het is te hopen dat mevrouw Duisenberg en haar medestanders, hoezeer zij ook ongetwijfeld geraakt zijn door het over hen uitgestorte vuil, zich niet zullen laten demoraliseren; en ook dat zij in hun gerechtvaardigde verontwaardiging zich zullen weten in te houden, en zich niet verlagen tot het niveau van de heren Moszkowicz en Velleman. Niet in de val trappen die zulke mensen uitzetten, maar zelf de strijd waardig en integer blijven voeren maakt het best duidelijk wie het morele gelijk aan zijn zijde heeft en geeft de beste kansen op succes in de toekomst.

 
Van Creveld/Duisenberg

een opvallend verschil in behandeling


Op 15 april 2002 veroorzaakte de Evangelische Omroep (EO) opschudding door een pleidooi voor een volkerenmoord uit te zenden. In een uitgebreid vraaggesprek op Radio 1 kreeg de Nederlands-Israelische professor Martin van Creveld, militair historicus aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, alle gelegenheid om te bepleiten dat Israel 5000 tot 10.000 Palestijnse burgers om het leven moest brengen. Volgens hem was 'een massaal bloedvergieten' nodig, aangezien 'kleinere aantallen niet voldoende afschrikwekkend effect hebben'.


Het doden van duizenden Palestijnse burgers moest volgens hem eerst gebeuren om de Palestijnen af te schrikken, daarna moest een totaal ondoordringbare muur tussen Israel en de Palestijnse gebieden gebouwd worden. Hij legde nog uit: 'Wie geen misdaden wil begaan om zijn land te redden moet niet in de politiek gaan.'


In dezelfde uitzending werd de directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie (CIDI), Ronny Naftaniel, ondervraagd. Hij gaf als bezwaren tegen het voorstel van de professor dat het doden van 10.000 Palestijnen te veel onrust zou veroorzaken bij de Palestijnen die binnen de grenzen van Israel wonen, en ook dat 'wat dit moreel met Israel zou doen niet goed is'. De interviewster van de EO stelde van Creveld wel vragen met de strekking of dit nu wel echt nodig was en dergelijke, maar geen van de gespreksdeelnemers wees erop dat we hier te maken hebben met een volstrekt onaanvaardbare oproep tot een volkerenmoord.


Begrijpelijkerwijs kreeg de EO te maken met verontwaardigde reacties. De volgende dag verschenen krantekoppen als: 'Oproep tot massamoord schokt luisteraars'. Verscheidene mensen dienden een klacht in bij de Amsterdamse officier van justitie die de verantwoordelijkheid heeft voor strafvervolging betreffende discriminatie. Op de dag dat dit geschreven wordt (begin januari) heeft deze officier, mr. Paul Velleman, op deze in april 2002 ingediende klachten nog niet eens geantwoord. Maar dat Velleman niet altijd zo traag reageert bleek wel toen enkele mensen het op 3 oktober 2002 nodig vonden een klacht bij hem in te dienen tegen mevrouw Gretta Duisenberg. Al op 23 december kwam hij met zijn voor haar vernietigende reactie (zie elders in dit nummer van Soemoed). Een opvallend verschil in behandeling!


Meer over Soemoed
index Soemoed - jaargang 30, nummer 6