NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 29, NUMMER 6
procedureslag rond zaak-Sharon
Paul Vanden Bavière
Voor de Brusselse Kamer van Inbeschuldigingstelling (KIB) woedt een procedureslag rond de vraag of de Israelische premier Ariel Sharon onder de Belgische genocidewet van 1993 kan worden vervolgd voor de slachtpartij in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in 1982 in Libanon. Eind januari 2002 moet de KIB zich uitspreken of de zaak doorverwijzen naar het Arbitragehof. Inmiddels wordt de zeer ruime genocidewet door steeds meer mensen aangegrepen om buitenlandse staatslui aan te klagen. Tegen Sharon is een derde klacht ingediend en de Palestijnse president Yasser Arafat is inmiddels al tweemaal beticht van moord.
Even recapituleren: Het proces tegen vier Rwandezen voor het Hof van Assisen in Brussel in 2001 wegens genocide bracht slachtoffers van volkerenmoord, oorlogsmisdaden, moordpartijen en van dictators allerhande op ideeën. Ook Arabieren en Palestijnen. Op 31 mei dienden twee Arabieren een klacht in tegen de eerste minister van Israel. De zaak werd echt ernstig toen 28 slachtoffers en nabestaanden van de slachting in Sabra en Shatila op 18 juni op hun beurt klacht indienden en zich burgerlijke partij stelden. Hun getuigenissen haalden de internationale pers en leidden tot spanningen tussen België en Israel.
De staat Israel was er het eerst bij om advocate Michèle Hirsch, die met succes had gepleit voor de burgerlijke partijen in het Rwanda-proces, onder de arm te nemen. Zij probeerde de geldigheid van de genocidewet, die zij eerder met vuur had verdedigd, onderuit te halen. Nadien nam Sharon, toen hij zich realiseerde dat het om een ernstige zaak ging, een eigen advocaat, mr. Adrien Masser, in dienst.
De verdediging probeert nog steeds de geldigheid van de genocidewet, die berechting van een verdachte toestaat in België voor feiten die om het even waar, om het even wanneer zijn gepleegd, te betwisten. Met een zeker succes: Op 5 september werd het onderzoek naar de zaak opgeschort. Onderzoeksrechter Patrick Collignon vroeg de KIB te onderzoeken of de procedure en het onderzoek tegen Sharon geldig zijn.
Het is mogelijk dat de KIB de zaak doorschuift naar het Arbitragehof. Dit hof is een typisch Belgische instelling. Het spreekt zich niet uit over een wet zelf, maar kan enkel al dan niet vaststellen of een wet discriminaties bevat. En hoeft daarvoor niet alleen juridische argumenten in overweging te nemen. Het hof heeft al moeten oordelen over klachten van ontevreden belastingbetalers e.d. Ook de samenstelling van het hof is merkwaardig. De helft van de rechters zijn beroepsmagistraten, de andere helft bestaat uit tot rechter benoemde politici van de diverse politieke partijen. Eens benoemd moeten ze wel al hun politieke activiteiten opgeven, maar de politiek is een belangrijk element in de beslissingen van het hof. Vandaar dat de verdediging van Sharon graag de zaak daar wil krijgen.
Op de eerste zitting van de KIB op 28 november vroeg mr. Masset om een prejudiciële vraag te stellen aan het Arbitragehof. Hij ziet immers enkele discriminaties in de genocidewet. Zo kan om het even wie om het even welke buitenlandse minister aanklagen, maar geen Belgische ministers ter verantwoording roepen. Die hebben wel immuniteit. Verder voorziet de wet dat betichten voor een Hof van Assisen, met een volksjury, moeten verschijnen terwijl Belgische ministers enkel door rechters van het Hof van Cassatie, de hoogste juridische instantie, kunnen worden berecht.
Op 26 december verwierpen de advocaten van de burgerlijke partijen die redenering: het verschil in behandeling zit immers niet in de genocidewet, maar in de Belgische grondwet. En, zo merkten ze op, in alle landen bestaan er zulke verschillen in behandeling om te verhinderen dat de instellingen via reeksen processen en gedingen zouden worden ondermijnd en ontwricht.
Mr. Masset had ook de diplomatieke immuniteit van Sharon ingeroepen en geargumenteerd dat de hem ten laste gelegde feiten werden gepleegd vóór de wet werd goedgekeurd. Ook die argumenten vonden geen genade bij de advocaten van de aanklagers. Op 23 januari 2002 worden de debatten voor de KIB afgerond met een pleidooi van de verdediging. Daarna moet de KIB een beslissing treffen: het stellen van een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof, groen of rood licht voor vervolging.
Hoe het ook afloopt, Sharon blijft in de 'vuurlinie' van advocaten liggen. Zes Palestijnen, die zich verenigden onder de naam 'Gerechtigheid en vrede voor het Palestijnse volk', dienden op 22 december een nieuwe klacht in tegen Sharon wegens genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. (Evenals in de zaak Sabra en Shatila gaat ook deze klacht niet alleen tegen Sharon, maar ook tegen andere verantwoordelijken). De klagers zijn vaders van zes kinderen tussen de 11 en 14 jaar die tijdens de tweede, nog voortwoedende Intifada werden gedood.
Van Israelische kant wordt gepoogd de Palestijnen met gelijke munt te betalen. Op 26 november diende de 'Vereniging van slachtoffers van terreur', die uit een dertigtal Israeli's en Belgen bestaat, een klacht in tegen de Palestijnse president Yasser Arafat wegens moord op joden en niet-, of onvoldoende ernstige berechting van Palestijnen die zich schuldig maakten aan moord. Op 17 december werd een tweede gelijkaardige klacht ingediend. In deze zaken zijn er nog geen gerechtelijke stappen gezet. Het is evenmin duidelijk welke argumenten de klagers aanvoeren om Arafat te betichten.
Paul Vanden Bavière is publicist te Antwerpen en uitgever van 'Uitpers. Webzine voor internationale politiek', te vinden op: http://www.uitpers.be