Soemoed is
het Arabische
woord voor vastberadenheid
of standvastigheid, een begrip dat in de Palestijnse gemeenschap wordt gebruikt om de strijd voor het behoud van het land en de terugkeer naar Palestina uit te drukken.


Twitter

NPK PUBLICATIES - SOEMOED - JAARGANG 44, NUMMER 2

 

Leven in Tel Rumeida, Al-Khalil een verhaal over activisme en het leven van kinderen onder bezetting

 

Nora John

 

‘Sejjjil ! Ana ‘Arabi. Wa raqam bitaaqati khamsoona elf’ (‘Registreer ! Ik ben een Arabier. En mijn identiteitskaartnummer is 50.000’).  

 

 

De Palestijnse dichter Mahmoud Darwish begint zijn vaak geciteerde gedicht over de Palestijnse ID-kaart met de bovenstaande woorden. De ID kaart is een instrument en een symbool geworden voor de onderdrukking en vernedering van de Palestijnen. Het gedicht van Darwish illustreert levendig waar de Palestijnse ID-kaart voor staat: bevolkingsregistratie, controle en beroving van de rechten van de Palestijnse bevolking. Sinds oktober 2015 hebben de vrijheidsbeperkingen, vernederingen, mishandelingen en uitingen van geweld op basis van deze bevolkingsregistratie in Al-Khalil (Hebron), gelegen in het zuiden van de Westelijke Jordaanoever, ongekend nieuwe vormen aangenomen.

 

Al-Khalil is opgedeeld in twee zones: H1, dat in theorie volledig door  Palestijnen wordt gecontroleerd, en H2, dat volledig onder Israelische militaire controle staat. Als gevolg van deze onderverdeling wordt de illegale joodse nederzetting in het hart van de stad permanent beschermd door het Israelische leger (IDF). Een van deze door de IDF bezette buurten is Tel Rumeida, waar zowel Palestijnen als joodse kolonisten wonen. De Palestijnse bewoners van Tel Rumeida kunnen hun wijk slechts te voet en via een controlepost betreden. Sommige straten zijn volledig ontoegankelijk gemaakt voor Palestijnen: de hoofdweg en tevens het voormalig economisch centrum van Al-Khalil – de Shuhada-straat (Martelarenstraat) – is hier een voorbeeld van en deze is sinds 1994 volledig afgesloten. De deuren van de voormalige winkels zijn dichtgelast en het grootste gedeelte van de straat dient tegenwoordig als joodse nederzetting, waar het voor Palestijnen strikt verboden toegang is.

                             

In november 2015 werd Tel Rumeida tot ‘gesloten militaire zone’ verklaard, wat onder meer inhield dat alle Palestijnse bewoners werden verplicht zich te registreren bij de IDF. Iedere bewoner kreeg een identificatienummer en had nog maar beperkte toegang tot de aangrenzende wijken. Imad Abu Shamsiya, werkzaam voor de Human Rights Defenders Group in Tel Rumeida, documenteert Israelische misdrijven: ‘Israelische soldaten gaven mij het nummer 36. Het is alsof je in een gevangenis zit. Zij proberen een nummer van je te maken, je bent geen persoon meer’. Het gevolg van dit nieuwe mechanisme is, dat de wachttijden bij de controleposten voor de inwoners van Tel Rumeida aanzienlijk langer zijn geworden, waarna vervolgens dikwijls de toegang tot de eigen woonwijk wordt geweigerd. Degenen die van buiten dit gebied komen – zoals familieleden, vrienden en lokale en internationale activisten – wordt de toegang tot Tel Rumeida ontzegd, aangezien zij niet in de wijk wonen.

 

Tussen augustus 2015 en januari 2016 heb ik in Al-Khalil onderzoek gedaan voor mijn masterscriptie. Tijdens mijn verblijf raakte ik betrokken bij de International Solidarity Movement (ISM) – een groep activisten die zich inzet tegen de onderdrukking en de onteigeningen van de Palestijnse bevolking. Daar heb ik de systematische verdrijving van de lokale en internationale mensenrechtenwaarnemers door de Israelische troepen en dagelijkse onderdrukking van de Palestijnen van dichtbij meegemaakt.

 

De Palestijnse en internationale activisten die in en rondom dit gebied Israelische misdrijven documenteren en aan de kaak stellen, zijn de afgelopen periode steeds actiever doelwit geworden van de IDF en de Israelische politie. Zo zijn ISM-leden op 1 november 2015 uit hun kantoor in Tel Rumeida gezet, met het argument dat zij geen officiële bewoners van de ‘gesloten militaire zone’ waren. Op gelijke wijze werd ook de Palestijnse organisatie Youth Against Settlements (YAS) uit haar kantoor en woonruimte gezet, ditmaal omdat deze in een ‘nieuwe gesloten militaire zone’ zou zijn gevestigd.

 

Een militair bevel waarin deze zone als ‘gesloten militaire zone’ is aangeduid, is echter nooit officieel afgegeven. Aangezien de IDF de periode waarin een dergelijk bevel van toepassing zou zijn, slechts op gekopieerde versies weergeeft, is het mogelijk de duur van een zodanig bevel telkens naar believen te verlengen. Protest tegen een dergelijke handelwijze leidde slechts tot uitspraken als: ‘wij bepalen de wet’ of  ‘wij zijn hier de wet’. Het zich geenszins willen committeren aan de internationale humanitaire regelgeving en universele mensenrechten wordt in het bezette gedeelte van Al-Khalil pijnlijk duidelijk: wie gewapend is, bepaalt het reilen en zeilen in de wijk.

 

De stelselmatige tegenwerking van activisten en mensenrechtenorganisaties door Israelische soldaten werkt niet alleen straffeloosheid in de hand, maar zorgt er tevens voor dat de inwoners van Tel Rumeida nog groter gevaar lopen om slachtoffer te worden van geweld en onderdrukking. ‘Het meest beangstigend is dat de kolonisten vrij zijn om gewapend rond te lopen. Wij vrezen voor onze kinderen’, zegt Imad Abu Shamsiya. Aan de hand van talrijke interviews en observaties in en rondom de wijk heb ik geprobeerd een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de wijze waarop de bezetting het dagelijks leven van de kinderen in Tel Rumeida beïnvloedt. De door mij geïnterviewde meisjes en jongens zijn tussen 8 en13 jaar oud en leven allemaal in de bezette wijk. In mijn onderzoek kwam sterk naar voren dat ze opgroeien in een omgeving van geweld, haat en vernedering, waarin de dagelijkse activiteiten worden gedicteerd door angst.

 

Van een normale kindertijd is dan ook geen sprake. In Tel Rumeida is geen enkele speelplaats. De meeste kinderen moeten twee keer per dag langs een controlepost met zwaarbewapende soldaten. Daar worden zij dikwijls door Israelische soldaten en joodse kolonisten vernederd, onder meer door de kinderen uit te schelden, de schooltassen grondig te doorzoeken en vervolgens de schoolspullen naar de kinderen te gooien. Hierbij worden vaak ook de overduidelijk ongevaarlijke schoolspullen ingenomen met als reden dat het hier om ‘wapens’ zou gaan. Daarnaast worden mannen en jongens gedwongen hun jassen te openen, hun shirts omhoog te trekken en hun mouwen op te stropen, onder toeziend oog van voorbijgangers. Aan het einde van deze procedure moeten de jongens vaak met hun gezicht naar de muur staan voor een uitgebreidere en agressievere fouillering. Vrouwen en meisjes worden gedwongen hun handtas of schooltas op de grond te leggen, naar achteren te stappen en toe te kijken hoe een mannelijke Israelische soldaat de tas doorzoekt. Aan deze vernederende technieken en praktijken staan alle Palestijnen bloot, kinderen niet uitgezonderd.

 

Majdoleen, een twaalf jaar oud meisje uit Tel Rumeida, vertelde dat zij twee van de vier door het Israelische leger gedode wijkbewoners had gezien. Kinderen blijft de confrontatie met geweld dus niet bespaard. Mishandelingen en vernederingen zijn nu eenmaal aan de orde van de dag. In de ogen van de bezetter is elke Palestijn een potentiële vijand en wordt deze dus ook als zodanig behandeld. Hier was ik dagelijks getuige van.

 

Opvallend is dat de bezetter voor kinderen dezelfde normen aanlegt als voor volwassenen. Twaalfjarigen zijn beschuldigd van en veroordeeld voor deelneming aan ‘nationalistische bewegingen’ en gevangengenomen. Wettelijk gezien kan een kind tot zijn elfde levensjaar niet worden aangehouden of vervolgd. Vanaf hun twaalfde dragen kinderen echter juridische verantwoordelijkheid voor hun daden en kunnen zij worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden.

Wettelijk houdt de kindertijd voor Palestijnen dus op na het elfde levensjaar. In de praktijk is van een dergelijke strikte scheiding echter niet eens sprake. Die moet wijken als ‘de veiligheid van de Staat Israel wordt bedreigd’. Dat je een kind bent, is geen reden je vrij te stellen van systematische onderdrukking en geweld. Volgens de Palestijnse sectie van Defence for Children International (DCI) zijn in heel Palestina sinds oktober vorig jaar 283 kinderen gewond geraakt, 307 kinderen gevangen genomen en 21 kinderen gedood. Voor deze statistieken heeft DCI gegevens gebruikt van kinderen in de leeftijdscategorie 0-18 jaar.

              

De kindertijd is in Tel Rumeida een gevoelig onderwerp dat de structurele effecten en omvang van de bezetting van de Palestijnse populatie blootlegt. De kinderen uit Tel Rumeida verlangen naar een jeugd waarin zij kunnen genieten van vrijheid, veiligheid en hun recht om te spelen. De realiteit in een wijk als deze biedt echter geen enkel uitzicht op een dergelijke jeugd. ‘Het leven van de kinderen buiten onze wijk is veel beter, want daar is geen bezetting. Het leven van kinderen hier is in gevaar’, zegt een twaalfjarig meisje.

 

Alledaagse handelingen, zoals naar school of naar de markt gaan, familie en vrienden bezoeken of buitenspelen, worden ernstig belemmerd door de bezetting. De enige basisschool in Tel Rumeida, de Cordoba School, moet herhaaldelijk gedwongen de deuren sluiten. Dagelijks staan kinderen en docenten op hun weg van en naar school bloot aan verbale en fysieke mishandeling door soldaten en kolonisten. Ook ikzelf ben meerdere malen door zowel soldaten als kolonisten aangevallen. Op dagen dat de situatie op straat escaleert, wordt de school gesloten of de weg ernaartoe gebarricadeerd. De weg van en naar school is door de angst voor aanvallen door kolonisten en soldaten een dagelijkse beproeving. Op dagen dat de school gesloten is, worden de kinderen naar huis gestuurd en krijgen zij dus niet het onderwijs waar zij recht op hebben. Andere, veiligere routes naar de school zijn er niet, waardoor de mate waarin de kinderen onderwijs kunnen genieten geheel afhangt van de veiligheid van de straten rond de school. Een situatie waar de kinderen zelf geen enkele invloed op kunnen uitoefenen.

                             

Al deze problemen demonstreren de worsteling van Palestijnse kinderen. Een dertien jaar oude jongen uit Tel Rumeida vertelde mij dat hij zijn rol in de gemeenschap ziet als ‘op school blijven, in leven blijven en nooit bevelen van soldaten op te volgen’. Een twaalfjarig meisje uit Tel Rumeida zei mij dat het haar verantwoordelijkheid was ‘zich te verzetten tegen de bezetting en niet te rusten totdat deze eindigt’.


De wilskracht van de kinderen om zich waar mogelijk te verzetten tegen de bezetting geeft de Tel Rumeida-gemeenschap enige hoop. Ondanks de ‘gesloten militaire zone’ en verergerende toestand in Tel Rumeida, blijven de bewoners van Tel Rumeida in de voorhoede van het verzet. Het bewijs: ondanks de pogingen van de bezetters de joodse nederzettingen uit te breiden, ondanks de toenemende onderdrukking, hebben zij Tel Rumeida niet verlaten.

 

Gedurende mijn tijd in Al-Khalil heb ik niet alleen kennis genomen van de ontberingen van de bezetting, maar leerde ik ook een heel andere kant van Al-Khalil kennen. Het is een bruisende stad, waar eten, vrienden en familie van groot belang zijn en waar geen dag voorbij ging zonder dat iemand me uitnodigde voor koffie of thee en een goed gesprek. Een stad waar kinderen, levend te midden van Israëlische soldaten en kolonisten, nog aspiraties, hoop en dromen hebben voor een betere toekomst voor henzelf en Palestina. Waar verzet deel is van het dagelijks leven en dagelijkse praktijken van belang zijn voor hun strijd voor vrijheid. Waar de stemmen en meningen van kinderen serieus genomen moeten worden want, zoals elke andere Palestijn, leven ze onder een bezetting en hebben ze waardevolle verzetsdaden in hun dagelijks leven geïntegreerd. Wat natuurlijk niets afdoet aan het feit dat de systematische onderdrukking en voortdurende etnische zuiveringstechnieken van de bezetting niet langer kunnen worden genegeerd. Het is aan ons om onze overheden verantwoordelijk te stellen voor hun steun aan de bezettingsmacht van Israël en om bewustwording te creëren omtrent de Palestijnse kwestie in ons eigen land.

 

 

Nora John werkt aan de Universiteit van Amsterdam aan een master

 

vertaling: Sarah Aly

 

uit: Soemoed - jaargang 43, nummer 2 (maart-april 2016)