ARABISCHE NIEUWKOMERS OF MOSLIMTERRORISTEN?

Dat taal en politiek alles met elkaar te maken hebben, is bijna nergens duidelijker zichtbaar dan in het Midden-Oosten. Het is nogal een verschil of een journalist een leider een ‘president’ noemt of een ‘dictator’. Of het heeft over ‘bezet’ dan wel ‘betwist’ gebied. Oud-Midden-Oosten-correspondent Joris Luyendijk over abstracte woorden, partijdige aanduidingen en asymmetrische termen.

 

Joris Luyendijk

 

Vooraf leek het zo overzichtelijk, werken in de journalistiek. Je achterhaalt de antwoorden op de klassieke journalistenvragen ‘wie?’, ‘wat?’, ‘waar?’, ‘wanneer?’ en ‘hoe?’, en daarna hoor je alle betrokken partijen over het ‘waarom’. Zo onderscheidt kwaliteitsjournalistiek zich van de rest, toch? En wat beloven de televisiestations CNN, Fox News en Al-Jazeera in die borstklopperige pauzefilmpjes anders dan waarheid en objectiviteit? Wij scheiden feit en opinie. "We report, you decide", zoals het motto van Fox News luidt.

Maar al snel ontdekte ik dat het minder simpel lag, toen ik in 1998 visitekaartjes mocht laten drukken met "Middle-East Correspondent" erop, me in Caïro vestigde en vijf jaar lang objectief en accuraat verslag probeerde te doen van de gebeurtenissen in het gebied tussen Iran en Marokko. Het probleem bleek niet dat kwaliteitsjournalisten zich niet aan hun eigen codes houden, hoewel ook dat voorkwam. Het probleem bleek dat zelfs als ze scrupuleus hun methodes volgden, dit nog steeds een fundamenteel vertekend en partijdig beeld van het Midden-Oosten opleverde – hoe goed ze ook hun best deden, en hoe groot hun vakmanschap ook mocht zijn.

Dat komt door de woorden. Sommige woorden zeggen westerse kijkers, lezers en luisteraars niets. Andere betekenen in het Midden-Oosten iets heel anders dan bij ons in het Westen. En weer andere woorden zijn inherent partijdig.

 

Onwetendheid

Dictatuur en bezetting zijn denk ik de beste voorbeelden van onbekende woorden, dat wil zeggen woorden die mensen lezen en gebruiken zonder dat ze ooit aan den lijve hebben kunnen ondervinden wat ze betekenen. Waarom is er bijna zes jaar na de aanslagen van 11 september nog steeds geen groot debat onder westerse commentatoren, schrijvers en denkers over de steun die wij geven aan Arabische dictators? Is het werkelijk in ons langetermijnbelang om deze bloedige onderdrukkers met discrete maar essentiële diplomatieke, economische, militaire en technologische hulp mede in het zadel te houden? En hoe kunnen westerse intellectuelen moslims in de Arabische wereld oproepen tot een vrije en open discussie over de modernisering van hun geloof, als diezelfde vrije en open discussie onmogelijk wordt gemaakt door de dictators – die weer mede dankzij het Westen overleven?

Mij lijkt het dat die westerse denkers en commentatoren het woord dictatuur gebruiken zonder te weten wat dit echt betekent. En de onwetendheid blijft niet beperkt tot denkers en commentatoren. Als correspondent kreeg ik regelmatig een standje van mijn hoofdredacteur: Waarom deed ik zo lang over dat visum voor Irak? Waarom ging ik niet eens naar Libië? Hoezo geen visum? Harder werken jij! Of die keer dat een algemeen gerespecteerd onderzoeksjournalist belde voor het telefoonnummer van de Jordaanse geheime dienst. Of die boekhouder die bonnetjes eiste van alle mensen die ik had omgekocht toen ik dan eindelijk was doorgedrongen in het Irak van de vader aller dictators, Saddam Hoessein.

De hoofdredacteur, de onderzoeksjournalist en de boekhouder waren alle drie gretige ‘nieuwsconsumenten’. Ze lazen hun krant en keken hun journaal. Maar wanneer legt dat nieuws uit wat een dictatuur werkelijk is? Misschien is de strekking van de term dictatuur ook wel alleen volledig invoelbaar voor mensen die eraan zijn blootgesteld.

 

Termen uit democratieën

Mijn indruk is dat het woord bezetting op een vergelijkbare manier abstract blijft voor het westerse publiek, en voor westerse nieuwsredacties. Dat zou althans verklaren waarom Palestijnse woordvoerders wel voortdurend moeten uitleggen of hun bazen genoeg doen tegen de terreur, maar hun Israëlische collega’s zelden de vraag hoeven te beantwoorden waarom er niet meer gebeurt om een einde te maken aan de bezetting.

Westerse kijkers en bureauredacteuren weten hoe het voelt om bedreigd te worden door terroristen – ze hebben er sinds 11 september bijna regelmatig mee te maken en anders worden ze er wel aan herinnerd door politici ter rechterzijde. Maar wie legt er uit welke terreur achter het woord bezetting schuilgaat? In elk willekeurig jaar is het aantal Palestijnse burgerdoden als gevolg van Israëlisch geweld minstens drie keer zo groot als het aantal Israëlische burgerdoden door Palestijns geweld. Toch gaat het wel over ‘bloedige aanslagen’ maar nooit over de ‘bloedige bezetting’.

Terwijl de gruwelijkheden van de bezetting in de media grotendeels buiten beeld of onbeschreven blijven, bereikt nieuws uit dictaturen wel degelijk de westerse tv-schermen en krantenkolommen. Maar dan dient zich een nieuw probleem met de woorden aan. Als westerse journalisten gebeurtenissen in dictaturen beschrijven, lenen ze termen uit democratieën. Ze hebben het over het ‘parlement’ en over een ‘rechter’, over ‘president Moebarak’ in plaats van ‘dictator Moebarak’, die de baas is over de Nationaal-Democratische Partij – terwijl die organisatie noch democratisch noch een partij is. Westerse media citeren een professor aan een universiteit ergens in de Arabische wereld, maar hebben geen tijd, ruimte of behoefte om daarbij te vermelden dat zo’n man of vrouw permanent in de gaten wordt gehouden door de geheime dienst, als hij of zij er al niet door is benoemd. En wanneer televisiebeelden langskomen van boze baarden die ergens in een politiestaat een Deense vlag verbranden, heet dit een ‘demonstratie’ in plaats van een ‘pr-operatie’.

 

Linguïstisch moeras

Er zijn ook onvermijdelijk partijdige woorden, zoals iedereen zal ontdekken die tien minuten gaat zappen langs Midden-Oosterse tv-kanalen. Moeten we zeggen ‘Israël’, of ‘Zionistische Entiteit’, of ‘Bezet Palestina’? ‘Intifada’, ‘Nieuwe Holocaust’ of ‘Onafhankelijkheidsstrijd’? Is dat stukje land ‘bezet’ of ‘betwist’, en moet het worden ‘opgegeven’ of ‘teruggegeven’? Is het een ‘concessie’ als Israël een deel van een ondertekend akkoord uitvoert? En zijn het ‘onderhandelingen’ tussen Israël en de Palestijnen, een term die veronderstelt dat er twee min of meer gelijkwaardige partijen zijn?

Dat is het probleem als je in het Midden-Oosten objectief wilt zijn. Er zijn geen objectieve woorden. Ieder kamp heeft zijn eigen termen, en afhankelijk van wiens termen je overneemt, vertel je het verhaal uit diens perspectief. Een alternatief is er niet, tenzij je het nieuws wilt beginnen met een zin als: ‘Vandaar zijn in Judea en Samaria / de Palestijnse gebieden / de bezette gebieden / de betwiste gebieden / de bevrijde gebieden drie onschuldige Palestijnen / moslimterroristen / Arabische nieuwkomers bruut vermoord / uitgeschakeld / geëlimineerd door de Zionistische vijand / Israëlische defensietroepen / bezettingstroepen’. Of uit Irak: ‘Vandaag hebben Zionistische kruisvaarders / Amerikaanse bezettingstroepen / coalitiekrachten een basis aangevallen van het moslimverzet / soennitische terroristen / Iraakse opstandelingen.’

De westerse cultuur is optimistisch en dus mag je eigenlijk alleen een probleem agenderen als je ook een oplossing hebt. Alsof je pas acht hoeft te slaan op een blaffende hond als dat beest ook een oplossing voor inbraken heeft. Ik zie geen weg uit dit linguïstische moeras, behalve meer openheid over de onvermijdelijke filters en partijdigheid bij verslaggeving, en een verbod op misleidende slogans als "We report, you decide." U beslist inderdaad, maar wij beslissen waarover u beslist, in welke categorieën en in welke woorden.

 

Havik

Gelukkig is er één groep woorden waarbij journalisten het wel degelijk beter kunnen doen, en dat zijn de asymmetrische termen. Waarom is een jood die met een heilig boek in de hand land opeist een ‘ultra-nationalist’, maar een moslim die hetzelfde doet een ‘fundamentalist’? Een Arabische leider wiens politiek ingaat tegen westerse belangen heet ‘anti-westers’, maar dat label kom je andersom nooit tegen. Ik heb een Amerikaanse president althans nog nooit beschreven horen worden als ‘anti-Arabisch’.

Een Israëlische leider die gelooft dat zijn volk alleen met geweld gered kan worden, heet vaak een ‘havik’. Ooit een Palestijnse havik gezien? Nee, want Palestijnen die alleen nog in geweld een uitweg zien, heten ‘extremisten’ en ‘terroristen’. Israeliërs die zeggen dat ze geloven in een oplossing door te praten, heten ‘duiven’. Palestijnen met dezelfde overtuiging gaan intussen door het leven als ‘gematigd’ – wat veronderstelt dat een Palestijn in essentie woest en wild is, maar dat Allah zij dank zijn ware karakter wat afgezwakt is. En terwijl Hamas Israël ‘haat’, hoor je eigenlijk nooit over Israëlische politici die Palestijnen ‘haten’. Zelfs niet als die Israëlische politici hun parlementszetel gebruiken om campagne te voeren voor de verdrijving van alle Palestijnen. Of moet dat zijn ‘etnische zuivering’ van alle Palestijnen? Of ‘onvrijwillige verplaatsing’? Of ‘transfer’?

 

Dit artikel is overgenomen uit Onze Taal van september 2007 Zie ook:http://www.onzetaal.nl/ Het artikel verscheen eerder in een andere vorm in Le Monde Diplomatique.