De Palestijnse vlag was vroeger de vlag van de Arabische nationale beweging. In 1948 is hij tot Palestijnse vlag uitgeroepen. De kleuren gaan terug naar oude tijden: de tijd van de Profeet Mohammed (zwart), de Khawarij (rood), de Omayyaden (wit) en de Fatimiden (groen).

Twitter

NIEUWS NEDERLANDS PALESTINA KOMITEE

Verandering komt eraan? – De ‘Arabische revolte’ in Jordanië, artikel door Egbert Harmsen

07/02/2011
Wat vele jaren lang voor onmogelijk werd gehouden lijkt nu toch bewaarheid te worden: al decennialang heersende regimes in de Arabische wereld, allen gedomineerd paternalistische en autoritaire leidersfiguren die met hun eeuwige zitvlees op de stoel van de macht blijven en die het vaak zelfs presteren om hun zoon klaar te stomen voor hun opvolging, schudden op hun grondvesten. Ook de bevolking van Jordanië is aangestoken door deze protestkoorts, die daar zoals ook elders in de Arabische wereld het geval is, wordt aangejaagd door toenemende armoede, werkloosheid en gebrek aan vrijheid en burgerrechten. Maar hoever reikt dat Jordaanse protest nu eigenlijk en wat zijn de specifieke implicaties ervan?

Een analyse door Egbert Harmsen

 

Het tweeledige Jordaanse protest
Het begon op 7 januari jongstleden. In het stadje Tseiban, 60 km ten zuiden van de hoofdstad Amman, gingen dagloners de straat op om te protesteren. Tegen de prijsstijgingen. Tegen de privatiseringen die in het kader van een neoliberale regeringspolitiek zijn doorgevoerd. Tegen de overheidscorruptie. Binnen een week tijd sloegen deze protesten over naar andere kleine en middelgrote steden, zoals Karak in het zuiden en Irbid in het noorden. Sociaaleconomische eisen domineerden: er moest een nieuwe regering komen die er werkelijk toe bereid was om de massawerkloosheid, de hoge prijzen en de corruptie aan te pakken. Let wel: een nieuwe regering, in de zin van een ander kabinet. Met had het niet over regime change. Aan de top van de Jordaanse machtspiramide staat immers de koning. Deze heeft over alles het laatste woord, zou boven alle partijen staan en ook boven alle misstappen en wanbeleid van overheidsfunctionarissen, tot de minister-president aan toe.

De traditionele Jordaanse oppositie wordt gedomineerd door de uit de Moslim Broederschap voortgekomen Islamitisch Actie Front Partij (IAF), bestaat verder nog uit enkele kleine linkse en seculiere pan-Arabische partijen en daarnaast uit beroepsorganisaties. Deze groepen aarzelden aanvankelijk over zijn houding ten aanzien van de bovengenoemde protesten. Deze protesten werden immers geuit door leden van Jordaanse stammen die van oudsher zeer loyaal zijn aan het Hashemitische koningshuis en diens politiek. De traditionele Jordaanse oppositiepartijen werden door de Tunesische revolutie geïnspireerd om hun stem te verheffen, maar konden op eigen houtje relatief weinig demonstranten mobiliseren. Zij zochten daarom uiteindelijk toch aansluiting bij die nieuw ontstane Jordaanse protestbeweging met zijn sociaaleconomische eisen. Deze beweging, die dus begon in Tseiban, is bekend komen te staan onder de naam “Verandering komt eraan!”. Volgens politiek analist Muhammad Abu Ruman van het Center for Strategic Studies van Jordan University te Amman probeerden de traditionele oppositiepartijen daarmee ruimte te cre?eren voor hun eigen politieke eisen die vooral in de sfeer lagen van meer democratie en burgerrechten. Meer concreet willen zij, onder andere, een nieuwe kieswet die gebaseerd is op evenredige vertegenwoordiging (en de regimeloyale stammen niet langer bevoordeeld), vrijheid van vergadering en een gekozen premier.

De beweging “Verandering komt eraan!” en de traditionele politieke oppositie konden elkaar vinden in de eis tot aftreden van het kabinet van premier Samir Rifai omwille van de zo hoognodige “verandering”. “Verandering komt eraan!” voelt er echter niet voor om de politieke eisen van de oppositiepartijen over te nemen. Volgens het hoofd van de beweging, Mohammad Sneid, hebben de armen in Jordani? hun eigen prioriteiten, zoals het zeker stellen van voedsel en onderdak. Het zijn zulke eisen, in de sfeer van bread and butter issues, die de beweging aan de overheid wil overbrengen. “Politieke hervormingen vullen de maag immers niet”, meent Sneid. Leiders van traditionele oppositiepartijen, zoals Saeed Thiab van de Wihdat Partij en Munir Hamarneh van de Communistische partij, staan er echter op dat politieke hervormingen, zoals de instelling van een sterk en onafhankelijk parlement die de regering werkelijk controleert en daarmee corruptie tegen gaat, noodzakelijk zijn om sociaaleconomische verbeteringen te bestendigen. De Islamisten sluiten zich bij deze zienswijze aan. In de woorden van IAF-prominent Hamza Mansour, zoals geciteerd in de Engelstalige krant Jordan Times: “we want a government chosen by the majority of the Jordanian people and we want a balance of powers; we will protest until our demands are taken seriously”.

 

Nieuwe regering
Het verschil in visie tussen de nieuwe protestbeweging “Verandering komt eraan!” en de traditionele oppositiepartijen brengt ook meningsverschillen omtrent de vorming van een nieuwe regering met zich mee. Eerstgenoemde beweging wenst een “regering van nationale eenheid” die afrekent met het vrije marktgeoriënteerde beleid van het kabinet van Rifai. Die nieuwe regering dient de belangen van de tribale en provinciale achterban van de beweging te behartigen in plaats van die van het grote bedrijfsleven. Eerste prioriteit daarbij is een politiek van prijsbeheersing. De islamistische en de linkse oppositiepartijen, die hun aanhang vooral in de grote steden en de Palestijnse vluchtelingenkampen hebben, staan in principe niet afwijzend tegenover deze sociaaleconomische eisen van “Verandering komt eraan!”. Ze geven er echter de voorkeur aan zelf een beslissende stem in een nieuwe regering te hebben en vinden bovendien dat het vormen van een nieuwe regering weinig zin heeft zolang het Jordaanse politieke bestel niet in structurele zin veranderd in de richting van meer democratie.

 

Reactie van het regime
Geschrokken door de protesten heeft het regime initiatieven ontplooid om de protesten in het land te kalmeren. Zo bracht koning Abdallah II in het diepste geheim bezoeken aan arme streken in het land. Tevens riep hij het Jordaanse parlement op om sociaaleconomische en politieke hervormingen versneld door te voeren. Dit parlement ging zich vervolgens bezinnen op maatregelen om brandstofprijzen te verlagen en de transparantie bij het vaststellen van prijzen te bevorderen. Tevens word er gesproken over het opzetten van een nationaal fonds ter ondersteuning van de armen en van industrie?n die veel werkgelegenheid creëren. Salarissen van werknemers en gepensioneerden zijn verhoogd. De politie kreeg de opdracht zich te onthouden van geweld tegen demonstranten, en deelde zelfs water en vruchtensappen aan de laatstgenoemden uit. Op 1 februari jongstleden ging de koning er uiteindelijk toe over om de regering Rifai te ontslaan, naar zijn zeggen omdat dit kabinet enkel bepaalde particuliere belangen had gediend en het naliet om essentiële hervormingen door te voeren. Marouf Bakhit is nu aangewezen om premier te worden van een nieuw kabinet. Bakhit heeft een militaire achtergrond, heeft tevens een leidende rol gespeeld in het Jordaanse veiligheidsapparaat en diende van 2005 tot 2007 ook al als premier. De oppositiepartijen, de islamisten voorop, hebben geen vertrouwen in hem. Hij zou in het verleden slechts lippendienst aan politieke hervormingen hebben bewezen en in werkelijkheid iedere poging tot verdere democratisering hebben gefrustreerd. Hij wordt door islamistische leiders zelfs verantwoordelijk gehouden voor grootschalige verkiezingsfraude tijdens de parlementsverkiezingen van 2007.

“Verandering komt eraan!” is naar aanleiding van de vorming van deze nieuwe regering voorlopig gestopt met demonstraties. Het wil eerst het programma en het beleid van die regering afwachten alvorens het de protesten eventueel hervat. De traditionele oppositiepartijen, en in de eerste plaats de islamisten, willen echter doorgaan met de protesten en die nu richten tegen de nieuwe regering-Bakhit.

 

Een oude tweedeling
Het verschil in opvatting tussen “Verandering komt eraan!” en de traditionele oppositiepartijen weerspiegelt in hoge mate een al zeer oude tweedeling in de Jordaanse samenleving. Deze tweedeling valt in belangrijke mate samen met het onderscheid tussen de provincie en de grote stad en tot op zekere hoogte ook met die tussen autochtone Jordaanse bedoeïenenstammen en het Palestijnse bevolkingsdeel. Traditioneel worden het overheidsapparaat, de politiek en in het bijzonder het leger en het veiligheidsapparaat gedomineerd door mensen afkomstig uit bedoeïenenstammen. Onder hen bestaat er een sterk besef van loyaliteit aan het “Jordaanse vaderland” onder het gezag van het Hashemitische koningshuis. Onder de Palestijnen is er gemiddeld gesproken sprake van een veel sterkere afwijzende houding ten aanzien van de Jordaanse staat, die altijd weinig ruimte heeft geboden aan uitingen van Palestijns nationaal identiteitsbesef. De bevolking van de grotere steden van Jordanië wordt sterk door Palestijnen gedomineerd.
Palestijnen, maar ook verstedelijkte en modern opgeleide autochtone Jordaniërs hebben altijd aan de basis gestaan van oppositiebewegingen tegen het regime en zijn conservatieve en pro-westerse politiek.

In de jaren ’50 en ’60 ging het daarbij nog hoofdzakelijk om seculier pan-Arabisch nationalisme en om linkse stromingen. Lange tijd kon onvrede onder de bevolking worden afgekocht door een groeiende welvaart. Deze was in belangrijke mate het gevolg van economische steun aan Jordanië door de golfstaten en door westerse mogendheden, en van geldovermakingen naar het thuisland van Jordaanse migranten in de golfstaten. Vanaf het moment dat de olieprijzen in de jaren ’80 in een vrije val belandden was deze welvaartsgroei niet meer mogelijk en verarmden grote delen van de bevolking zelfs. Rellen die in 1989 uitbraken naar aanleiding van prijsstijgingen en bezuinigingsmaatregelen bracht de koning er uiteindelijk toe om de toenmalige regering naar huis te sturen, weer verkiezingen toe te staan en de bevolking de mogelijkheid te bieden om zijn onvrede langs democratische weg te uiten. Dit laatste mocht echter alleen gebeuren op voorwaarde dat men loyaal bleef aan Jordanië als staat en aan het gezag van het Hashemitische koningshuis. Onvrede met het regime en zijn beleid werd inmiddels vooral door de islamisten van met name de Moslim Broederschap vertolkt. Om deze islamistische invloed in te dammen werden in de loop van de jaren ‘90 burgerrechten weer in toenemende mate door het regime ingeperkt en werd het kiesstelsel aangepast. Het gevolg van die aanpassing was dat de gebieden waar de oppositie het sterkst was (de steden) ondervertegenwoordigd waren in het parlement ten gunste van de gebieden waar loyalisten woonden (rurale gebieden).

De bewoners van deze landsdelen zijn echter zeer kwetsbaar voor neoliberale economische beleidsmaatregelen op het vlak van privatisering, bezuiniging en marktwerking, aangezien zij sterk afhankelijk zijn van (werk in) de overheidssector. Dit verklaart waarom de beweging “Verandering komt eraan!”, die deze bewoners in hoge mate vertegenwoordigd, in zijn protesten de nadruk wenst te leggen op het economische beleid en minder geïnteresseerd is in democratisering van het politieke bestel. Binnen dat bestel neemt de bevolking van tribale en rurale gebieden immers tot op de dag van vandaag een bevoorrechte positie in. De islamistische en de linkse oppositie, die zijn achterban hoofdzakelijk in de politiek benadeelde grote steden heeft, wil nu juist wel streven naar democratische hervormingen.

 

Conclusie
De protesten in Jordanië wijken af van die in landen als Tunesi?, Egypte en Jemen aangezien men hier niet zo ver gaat om het vertrek van het staatshoofd (de koning) te eisen. De demonstranten houden zich aan de in Jordanië geldende politieke spelregel dat men hooguit op specifiek beleid van de regering kritiek zou kunnen uitoefenen, maar nooit op de monarchie zelf. In die zin lijkt er weinig nieuws onder de zon vergeleken met protesten en onlusten die zich eerder in het Hashemitische koninkrijk Jordanië hebben voorgedaan. De traditionele politieke en maatschappelijke verdeeldheid in het land, die zich weerspiegelt in enerzijds de nadruk op sociaaleconomisch protest van de beweging “Verandering komt eraan!” en anderzijds de nadruk op democratische hervormingen van de traditionele islamistische en linkse oppositie, zal de hegemonie van de Hashemitische monarchie enkel in stand helpen houden. Ondertussen blijft deze monarchie zichzelf het imago aanmeten dat het boven al deze partijen staat en de belangen en het welzijn van de gehele Jordaanse natie vertegenwoordigt. Dit imago stelt de monarchie in staat om desnoods een impopulair kabinet weg te sturen, de bevolking met wat beleidsaanpassingen te kalmeren en de eigen handen schoon te wassen. Mochten de huidige ontwikkelingen in Tunesië en Egypte echter een structurele verandering in democratische zin gaan behelzen, dan is het niet uitgesloten dat ook Jordanië op een gegeven moment deze weg in zal slaan.

 

Egbert Harmsen heeft een achtergrond in Midden-Oosten- en Islamstudies en is daarbij gespecialiseerd in de Palestijnse kwestie, het Israëlisch-Arabische conflict, sociale en politieke islam en Jordanië. In 1995 studeerde hij af op een doctoraalscriptie over de opvang en integratie van Palestijnen in Jordanië die tijdens en na de Golfcrisis en -oorlog van 1990/91 Koeweit waren ontvlucht. In 2007 promoveerde hij op een dissertatie getiteld “Islam, Civil Society and Social Work, the Case of Muslim NGOs in Jordan”. Na zijn promotie verichtte hij onderzoek naar islam en moslims in Nederland. Momenteel is hij werkzaam als Universitair Docent Midden-Oosten Studies aan de Universiteit Leiden.


Overzicht archief