PUBLICATIES - NPK-BERICHTEN
Al-Khalil (Hebron)
Zie hier het interview van 25 februari 2017 dat Studenten voor Rechtvaardigheid Palestina samen met het NPK maakte tijdens het bezoek van YAS aan Nederland
Zie de film die Frans Brons in 2013 maakte
Al-Khalil geldt als een van oudste steden ter wereld. Arabieren duidden de plaats aanvankelijk aan met Masjid Ibrahim (Moskee van Ibrahim). Want daar, in de Grot van de Patriarchen, zou aartsvader Ibrahim (Abraham) begraven liggen, samen met diens zoon Ishaq (Izaak) en kleinzoon Yaqub (Jacob), en hun respectievelijke vrouwen Sarah, Rebecca en Leah. Ibrahim zou een voorvader van de Profeet Mohammed zijn. Omdat Ibrahim door moslims wordt aangeduid als ‘de Vriend (al-Khalil) van God’, is dit van oudsher onder Palestijnen de gebruikelijke aanduiding voor de stad geweest.
Vanwege haar religieuze belang was er in de stad – net als in Jeruzalem en elders – door de eeuwen heen een kleine gemeenschap van religieuze joden gevestigd. In een periode van sterk opgelopen politieke spanningen tussen zionistische joden en Palestijnen (en na een incident bij de Klaagmuur in Jeruzalem) zijn tijdens gewelddadigheden op 23 en 24 augustus 1929 leden van deze joodse gemeenschap – die niets van het politieke zionisme moesten hebben – door demonstrerende Palestijnen aangevallen. Daarbij is een aantal van hen omgebracht. Anderen zijn door hun Palestijnse buren verborgen en konden zo aan de volkswoede ontkomen. De overigen zijn naar elders gevlucht.
Onder verwijzing naar dit voorval uit het verleden hebben religieuze joodse kolonisten, kort na de verovering van de Westelijke Jordaanoever in 1967, bezit genomen van eerst één, en vervolgens een reeks gebouwen in het centrum van Al-Khalil. De Israelische autoriteiten wilden destijds niet tegen deze provocatie optreden. De aanwezigheid van de joodse kolonisten is sindsdien een bron van grote spanningen, die de stad ernstig in haar functioneren als het belangrijkste handels- en nijverheidscentrum in het zuidelijke deel van de Westelijke Jordaanoever belemmert.
Na een reeks incidenten ging de Israelische regering er in 1997 toe over de stad op te delen: H1, dat 80 procent van het grondgebied van de stad beslaat en waar inmiddels ruim 163.000 Palestijnen wonen (census PNA; 2007); en H2, de resterende 20 procent, inclusief het deel van de binnenstad waar zich de Ibrahimi Moskee bevindt en waar zich na 1967 zo’n 500-800 joodse kolonisten hebben gevestigd. Zij zijn daar tussen 35.000 Palestijnen komen te wonen; 1500 Israelische soldaten en politieagenten zijn met de bescherming van de joodse kolonisten belast.
Op basis van militaire orders is een complete wijk in het commerciële hart van de stad voor Palestijnen afgesloten. Deze is inmiddels door de elementen behoorlijk aangetast en op sommige plaatsen door struiken overwoekerd. Een wandeling door de uitgestorven straten roept beelden op van Chernobyl na de ramp. Ook de Ibrahimi Moskee, waar een joodse kolonist op 25 februari 1994, 29 Palestijnse gelovigen doodschoot en 125 van hen verwondde, is inmiddels opgedeeld: 40 procent van de ruimte bleef moskee, het resterende deel werd een synagoge.
Gegeven de uiterst moeilijke politieke en economische omstandigheden dreigde de nabij gelegen, zwaar in verval zijnde Oude Stad eveneens verloren te gaan. Die dreiging is inmiddels afgewend, dankzij een omvangrijk restauratieproject dat met buitenlands geld is gefinancierd. De leegloop van de Oude Stad is daarmee tot staan gebracht.
uit: Robert Soeterik, De Palestijnse Gebieden; Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2010; 130 pp.
Actuele NPK-berichten